De werkgroep “Politiek en DV techniek” analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert onafhankelijke feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs.

De werkgroep heeft onderstaande observaties over het rapport 'Het moet en kan veiliger'  van 19 januari 2018. Deze zijn opgesteld op basis van openbaar beschikbare stukken en kennis en ervaring op het gebied van defensietechnologie. De opmerkingen en daarop gebaseerde vragen betreffen uitsluitend technologische of daarmee verband houdende aspecten.

In het rapport geeft de commissie Van der Veer haar bevindingen en aanbevelingen over de taakuitvoering en het lerend vermogen van Defensie op het gebied van veiligheid.

De werkgroep heeft vier opmerkingen over het rapport. Dit betreft: (1) integraal onbewust competent handelen, (2) versnippering van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, (3) civiele externe standaarden en procedures, (4) de can-do mentaliteit.

1. Algemeen
Het rapport gaat vooral in op constateringen over beleid en regelgeving, waarbij de “waarom” vraag slechts sporadisch aan de orde komt: Waarom wordt het beleid onvoldoende uitgevoerd, waarom wordt niet meer prioriteit gelegd bij het vullen van veiligheidsfuncties en waarom wordt het “can do” principe aangeroepen om veiligheidsrisico’s te nemen. De beantwoording van deze vragen zou cruciale antwoorden voor verbetering van de veiligheid kunnen opleveren.

2. Integraal onbewust competent handelen
Iedereen die zich bediend van technologie moet zich voortdurend bewust zijn van veiligheidsrisico’s. Vooral als het gaat om militaire technologie. Beleid, procedures en regelgeving zijn van groot belang om richting te geven aan dit bewustzijn, maar het gaat primair om geïnternaliseerde kennis van de gevaren en risico’s. Bij u thuis ligt ook geen beleidsdocument dat u uw vingers niet in het stopcontact mag steken. Toch doet u het niet.
Defensie-scholen en leidinggevenden op (onder)officiersniveau zouden het personeel zó moeten opleiden en  trainen dat zij van alle mogelijke gevaren op de hoogte zijn dat zij daar onbewust naar handelen.
Bij de werkgroep bestaat de indruk dat dit onbewuste handelen de laatste (vele) jaren onder druk is komen te staan. Dat kan zijn veroorzaakt door tekorten aan personeel, opleiding, training en daardoor gedwongen improvisatie (zie rapport pag. 10/11). Dit tekort kan echter niet worden opgelost door meer beleid, centralisatie, regelgeving en controle.  

3. Versnippering van verantwoordelijkheden en bevoegdheden
De afgelopen 15 jaar doorgevoerde centralisering van allerlei functionaliteiten heeft de verantwoordelijk commandanten afhankelijk gemaakt van allerlei ondersteunende “paarse” diensten die primair zijn ingericht op dienstverlening in de (vredes)bedrijfsvoering. Daarbij spelen ook andere belangen een rol dan commandanten in het veld of aan boord nodig hebben voor hun primaire taakuitvoering. Bij deze diensten is cruciale kennis geconcentreerd, ten koste van de kennis en inzicht bij de lijn-commandanten.
Omdat deze diensten vaak langs de commandanten heen werken en rechtstreeks in bedrijfsvoering ingrijpen, is die commandant als (eind)verantwoordelijke voor veiligheid vaak niet in de positie deze verantwoordelijkheid te nemen. De in het rapport genoemde “third line of defence” is niet ondersteunend en coachend, maar repressief en heeft soms een andere doelstelling.
Het is bijvoorbeeld meer dan eens voorgekomen dat een centrale dienst tijdens lopende operaties zonder overleg onderhoud aan ICT of communicatiesystemen pleegt.
Centralisatie van taken leidt tot optimalisatie in deelgebieden en kan soms kostenbesparend zijn. Het mag echter niet ten koste gaan van veiligheidskennis en bevoegdheden in de “first line of defence”.

4. Civiele externe standaarden en procedures
Het rapport noemt in de inleiding een “fourth line of defence”: een externe inspecteur, die de organisatie als geheel scherp houdt. Dit is in het rapport alleen als conclusies 4 uitgewerkt. Er zijn echter meer mogelijkheden dan één inspecteur.
In het verleden was defensietechnologie en de daaraan verbonden veiligheidsaspecten uniek voor de krijgsmacht en hanteerde Defensie volledig eigen regels en een eigen veiligheidssysteem. De laatste decennia wordt steeds meer technologie gebruikt, die ook elders in de maatschappij te vinden is. Daaraan zijn ook veiligheidsaspecten gekoppeld. Het brandblussystemen voor OPV’s, certificering van schepen en vliegtuigen zijn daarvan goede voorbeelden. In het kader van de “adaptieve krijgsmacht” is het wellicht verstandig nadrukkelijker aansluiting te zoeken met externe kennis en voorschriften, zoals bijvoorbeeld beschikbaar zijn in de scheepvaart en luchtvaart. Ook kan beter worden aangesloten bij de kennis van andere NAVO en EU krijgsmachten. De defensiecapaciteit kan dan meer worden gericht op technologie en systemen die uitsluitend bij de Nederlandse Defensie te vinden zijn.

5. De ”can do” mentaliteit
In het rapport wordt op pag. 11 aangegeven dat men door een beroep op de “can do” mentaliteit in een aantal gevallen meer risico’s heeft geaccepteerd dan uit het oogpunt van veilig werken met technische systemen en munitie verantwoord was. Als de organisatietop uitstraalt dat het acceptabel is dat diverse aspecten van de organisatie niet op orde zijn (zoals personele vulling, gereedheid, reservedelen), dan geeft dit onwillekeurig en ongetwijfeld onbedoeld aan dat ook de veiligheid niet volledig op orde hoeft te zijn. De top zou het goede voorbeeld moeten geven in plaats van een beroep doen op de “can-do” mentaliteit. In de sterk hiërarchische defensieorganisatie mag de verantwoordelijkheid daarvoor niet, zoals het rapport suggereert, op het uitvoerende niveau worden gelegd. 
Een voorbeeld is de huidige inzet van een OPV met defect watermist brandblussysteem in het Caribisch gebied.  
De “can do” mentaliteit is een groot en noodzakelijk goed in een militaire organisatie, maar moet uitsluitend operationeel worden ingezet als de risico’s van niet-handelen groter zijn dan van wel optreden.

_____________________________
Den Haag, 31 januari 2018
Meer informatie over de werkgroep Politiek en Defensietechniek vindt u via deze link.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: politiektechniek@kividv.nl 
Wilt u de commentaren en adviezen van de werkgroep per email ontvangen? Meldt u dan aan voor onze mailinglist.
Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden.
Als onderdeel van de beroepsvereniging KIVI is de werkgroep onafhankelijk van politieke partijen, overheden en bedrijven. 
Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaard geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht.

Foto: Ministerie van Defensie 

 

 

web stats