Geotechniek 2009, nr. 2

Ontwerp en uitvoering van bemalingen: Belgische richtlijnen

P. Van Calster, F. de Cock, M de Vos, J. Maertens, G. van Alboom, Geotechniek nr. 2, april 2009, pagina 22

Bij bemalingswerkzaamheden is het vaak onduidelijk welke de taken en verantwoordelijkheden zijn van de verschillende betrokken partijen. Een Werkgroep, opgericht in de schoot van het TI-KVIV Genootschap ‘Grondmechanica en Funderingstechniek’, stelde richtlijnen op die de opdrachtgever en de ontwerper begeleiden bij het ontwerp van een bemaling; vanaf het grondonderzoek tot bij de technische bestektekst. Nadien vinden de opdrachtgever, de ontwerper en de uitvoerder in de richtlijnen ook de nodige begeleiding bij de uitvoeringsaspecten van de bemaling. Het artikel omschrijft kort wat men in de Richtlijnen Bemalingen kan vinden: verantwoordelijkheden, benodigd grondonderzoek, wat omvat de studie van de ontwerper, en aanbevelingen met betrekking tot de uitvoeringsaspecten. 

Nieuw Hoog Catharijne Utrecht, ontwerp 5-laags ondergrondse parkeergarage

A.E.C. van de Stoel, H.C. van de Graaf, D. Vink, H. Ali, Geotechniek nr, 2, april 2009, pagina 31

Ter plaatse van het deelgebied Vredenburg Hoog Catharijne in het centrum van Utrecht staat de aanleg van een 5-laags ondergrondse parkeergarage gepland. Omdat omgevingsbeïnvloeding van naastgelegen bestaande bebouwing een belangrijke rol speelt, worden eindige-elementen berekeningen uitgevoerd van de bouwkuip. Om de stijfheid van de grond te kunnen bepalen is in het grondonderzoek gebruik gemaakt van in-situ stijfheidsbepaling door middel van de recent ontwikkelde conusbelastingsproef. Voor het uitvoeren van deze proef zijn geen grondmonsters nodig en vindt directe stijfheidsmeting bij de in-situ-dichtheid plaats. De proef is relatief snel en kan redelijk eenvoudig uitgevoerd worden en op deze manier bijdragen aan een economisch ontwerp. 

Fracture grouting in zand

M.P.M. Sanders, A. Bezuijen, Geotechniek nr, 2, april 2009, pagina 34

Laboratoriumproeven tonen aan dat fracture grouting in zand beïnvloed wordt door de grout samenstelling en de initiële situatie van het zandpakket waarin het grout geïnjecteerd wordt. Bij groutinjectie in een onverstoord zandpakket op meer dan 10 m diepte met water-cement factoren van 1 à 2 van het grout, is sprake van compaction grouting; bij water-cement factoren van 5 tot 20 treedt fracturing op. In de praktijk is echter al bewezen dat met water-cement factoren van 1 à 2 al scheurvorming in een homogeen zandpakket kan optreden. Dit komt doordat de grond in de praktijk verstoord is door het installatieproces ten behoeve van het compensation grouting. Dit artikel geeft een schets van de resultaten die tot nu toe in het fracture grouting onderzoek aan de TU Delft, de Universiteit van Cambridge en bij Deltares zijn bereikt. 

Damwandproef Raamsdonkveer: observaties tijdens het in- en uittrillen van damwanden

P. Meijers, A.F. van Tol, Geotechniek nr, 2, april 2009, pagina 40

Bij het in- en uittrillen van damwanden treedt vaak maaiveldzakking op. Deze zakkingen kunnen nadelige gevolgen hebben voor objecten in de omgeving, zoals leidingen, gebouwen, wegen en spoorwegen. Voor de validatie van een nieuw model om deze zakkingen te voorspellen is een goed geïnstrumenteerde damwandproef uitgevoerd. In dit artikel worden de achtergrond van de damwandproef, de proefopzet en de meest interessante meetresultaten beschreven. 

Industrieel slib voor bouwen van een dijk

P.H. Yonatan, J. Maertens & D. Van Gemert, J. Houtmeyers & M. Goorden, Geotechniek nr, 2, april 2009, pagina 46

Het gedrag van industreel slib is gelijkaardig aan dat van kleiachtige grond. Industrieel slib kan voor het bouwen van dijken gebruikt worden, als het geotechnisch gedrag van deze materialen betrouwbaar beschreven is. Dit rapport brengt verslag uit over de onderzoeken uitgevoerd om de geotechnische eigenschappen van een slib te identificeren en zijn geschiktheid voor de constructie van dijken na te gaan. Hierop volgend werden laboratorium proeven uitgevoerd om het geotechnisch gedrag van het slib te identificeren. Verschillen en gelijkenissen met grond werden gevonden. Daarom werden proefdijken opgebouwd om het reële gedrag van het slib te kennen en computersimulaties uitgevoerd ter controle en ontwerp van de dijk. Het model is gekalibreerd met behulp van de metingen, die op de proefdijk werden uitgevoerd.