Geotechniek 2011, nr. 3

Schematiseringsfactor maakt keuzes in geotechniek beter zichtbaar

E. Calle, W. Halter, H. Niemeijer, Geotechniek nr. 3, juli 2011, pagina 30

Het schematiseren van de ondergrond is bij het ontwerpen van geotechnische constructies een belangrijk aspect. Misschien wel het belangrijkste, omdat directe controle niet mogelijk is. De keuzes die bij de schematisering gemaakt moeten worden blijken een grote invloed te hebben op de veiligheid van een ontwerp. Anders dan voor bijvoorbeeld onzekerheden in de grondparameters, geven de normen tot nu toe echter geen concrete aanwijzingen hoe omgegaan moet worden met schematiseringsonzekerheden. Door het Expertise Netwerk Waterveiligheid is de schematiseringsfactor geïntroduceerd, die schematiseringsonzekerheden in rekening brengt. De keuzes die gemaakt zijn voor het opstellen van een schematisering worden hierbij expliciet benoemd en gekwantificeerd. Hiermee wordt de schematiseringsfactor, een partiële veiligheidsfactor, bepaald. De schematiseringsfactor bepaalt samen met de andere partiële veiligheidsfactoren de te bereiken stabiliteitsfactor. 

Thermisch ontwerp bij grondvriezen in Nederland

J. Haasnoot, D. Goeman, Geotechniek nr. 3, juli 2011, pagina 24

In de afgelopen jaren zijn en worden grootschalige grondvrieslichamen toegepast bij binnenstedelijke projecten in Nederland. Daarvoor is grondvriezen slechts incidenteel in Nederland toegepast, waarbij de techniek het imago van een duur ‘laatste redmiddel’ heeft. Alleen bij het maken van verbindingen tussen boortunnels is grondvriezen een ‘standaard’ techniek. Het artikel geeft een beknopt overzicht van de recente toepassingen van grondvriezen in Nederland. Het thermisch ontwerp en uitvoering van twee recente metroprojecten in Rotterdam en Amsterdam wordt nader besproken. Hieruit blijkt dat de combinatie van gevoeligheidsanalyses met (thermische) modellen en monitoring cruciaal is voor een succesvol project. Tevens wordt een constructieve samenwerking tussen de betrokken partijen van groot belang geacht voor de voortgang van het project. Op basis van de ervaringen in deze projecten wordt geconcludeerd dat de twee besproken projecten goede voorbeelden zijn van de inzet van grondvriezen als betrouwbare grondverbeteringstechniek in binnenstedelijke projecten en dat de toepassing van deze techniek, gezien de steeds complexer wordende toekomstige bouwopgaven, in Nederland navolging zal krijgen.

Verdichten van zand voor boortunnels RandstadRail

E. Smits, D. van Zanten, R. Spruit, Geotechniek nr. 3, juli 2011, pagina 36

Direct naast de startschacht van het boortunnel tracé van RandstadRail Rotterdam is een grondvervanging uitgevoerd. Binnen een enkelvoudig verankerde damwandkuip zijn in den natte de holocene grondlagen ontgraven waarna met zand is aangevuld. Dit zand heeft een lage  pakkingsdichtheid die onvoldoende inbedding voor de tunnel oplevert. Daarom is het zand in de ‘zandbak’ verdicht met vibroflotatie. Dit artikel gaat in op de ervaringen met het verdichten en de kwaliteitscontrole van het verdichten in dit project. Hierbij wordt ingegaan op het gemeten energieverbruik en de gemeten trillingen tijdens het verdichten en de relatie daarvan met het behaalde resultaat, vastgesteld met behulp van sonderingen. 

Conceptuele methode voor een snelle diagnose van het faalgedrag van de Vlaamse dijken

L. Vincke, P. Peeters, G. van Alboom, F. Mostaert, R. van Looveren, K. Haelterman, Geotechniek nr. 3, juli 2011, pagina 18

Bresvorming kan ontstaan na het geotechnisch falen van een dijklichaam. Een evaluatie van de stabiliteit (toetsing) van de waterkering vergt echter geotechnische data die vandaag slechts fragmentarisch voorhanden zijn in Vlaanderen. De hierna toegelichte conceptuele methode voor een snelle diagnose van het faalgedrag van Vlaamse dijken kan worden uitgevoerd op basis van in Vlaanderen beschikbare informatie, in afwachting van het volledig geotechnisch in kaart brengen van dijken. Aftastende geotechnische stabiliteitsberekeningen verschaften inzicht in het belang van bepaalde parameters mbt. het beschouwde faalmechanisme wat leidde tot een op de Vlaamse situatie toegespitste methodologie die toelaat zwakke schakels in de dijken te identificeren en haar toepassing moet vinden binnen de schade- en risicoberekeningen. Centraal staat de afweging van de (maat gevende) belasting en de (geotechnische) sterkte van de dijk, welke leidt tot een bepaalde waarde voor de faalindex. De sterkte van de dijk wordt indirect ingeschat adhv. relatief eenvoudig te bepalen parameters, bvb. dijkhoogte en helling landtalud ( [1]). De methode werd ondertussen omgezet in de GIS-tool ‘Dijktoets’ die de waterbeheerder toelaat snel en op grotere schaal een inschatting te maken van het faalgedrag van zijn dijken. 

Paalmatrasproeven II: Belangrijkste conclusies

J. van der Vegt, S. van Eekelen, H.J. Lodder, A. Bezuijen, Geotechniek nr. 3, juli 2011, pagina 46

In een paalmatras wordt de verticale belasting verdeeld over de palen, de geokunststof wapening (GR, dat staat voor geosynthetic reinforcement) en eventueel de slappe ondergrond tussen de palen. In de paalmatrassen-proevenserie van Deltares zijn deze belastingsdelen voor het eerst volledig gescheiden gemeten. Daardoor is het mogelijk om de boogwerking nauwkeuriger te bestuderen. In de vorige GeoKunst gingen we in op één onderdeel van de proevenserie. In dit artikel gaan we verder in op de uitvoering van de proeven. De rekken van de geokunststof werden bijvoorbeeld gemeten met een nieuw systeem, namelijk met fiets-versnellingskabels. We presenteren verder de gevolgen van consolidatie van de ondergrond en het last-rekgedrag van de GR. 

Paalmatrasproeven II: Eén laag biaxiaal of twee lagen uniaxiale wapening in een paalmatras

S. van Eekelen, Geotechniek nr. 3, juli 2011, pagina 51

Het is gebruikelijk om in een paalmatras twee lagen uni-axiale wapening toe te passen in plaats van één biaxiale wapeningslaag. De CUR richtlijn gaat ervan uit dat dit niet uitmaakt. In dit artikel wordt gekeken of dit inderdaad hetzelfde is.