Geotechniek 2012, nr. 2

Jetgroutfundering viaduct A27 in de polderconstructie van folie te Amelisweerd

O.S. Langhorst, B.J. Admiraal, M. Kaptein, G. A. van Zwieten, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 20

De spoorbaan Utrecht - Bunnik kruist de verdiepte rijksweg A27 met een spoorviaduct. Parallel aan dit spoorviaduct dient het huidige autoviaduct ook ingericht te worden voor spoorverkeer. Een daarnaast nieuw aan te leggen autoviaduct is daarom noodzakelijk. Gekozen is om deze te funderen op twee landhoofden en een middenpijler. De bijzonderheid is dat de A27 ter plaatse verdiept is aangelegd in een polderconstructie met een diep - gelegen folie: het befaamde Amelisweerd-tracé. Onder de folie bevindt zich een draagkrachtige zandpakket, maar na verificatie blijkt deze boven de folieconstructie te ontbreken. De grondslag bestaat uit klei- en losgepakte zandlagen, die een fundering op staal in eerste instantie ongeschikt maken. Gezocht is naar een grondverbeteringtechniek om dit alsnog mogelijk te maken. Het maken van een jetgroutmassief bleek de optimale oplossing te zijn. Dit is inmiddels met succes toegepast al bleek de ondergrond nog wel wat verrassingen te herbergen. 

Stalen Buispaal: efficiënte oplossing in de kleine ruimte

H.F.C. Weijde, J. van der Sluis, R.J. Schippers, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 26

Inwendig geheide stalen buispalen vormen een efficient funderingssysteem wanneer er restricties gelden met betrekking tot werkruimte of trillingsoverlast. De mogelijkheden van het systeem zijn groot, maar niet oneindig. In dit artikel wordt een complete beschrijving gegeven van het systeem en wordt de nodige aandacht besteed aan het ontwerp en de wijze van uitvoering. Het belangrijkste doel van het artikel is om een compleet beeld te schetsen van de uitvoeringspraktijk, waarmee zoveel mogelijk kan worden voorkomen dat er problemen ontstaan tijdens de uitvoering bij toepassing van het systeem. Eerst worden alle benodigde onder delen voor de installatie onder de loep genomen en wordt de afwerking van de paal behandeld. Vervolgens wordt ingegaan op mogelijke oorzaken voor problemen tijdens de installatie. Verder wordt aangegeven welke oplossingen er zijn, mochten er onverhoopt toch problemen ontstaan. Tenslotte wordt ingegaan op de geotechnische en constructieve ontwerpaspecten zoals (spannings)corrosie waarmee rekening dient te worden gehouden.

Glauconiethoudende zanden

G. van Alboom, H. Dupont, J. Maertens, K. Haeltema, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 32

Glauconiet is een kleimineraal dat onder de vorm van donkergroene korrels in heel wat mariene zanden voorkomt. De korrels hebben nagenoeg dezelfde afmetingen als de deeltjes van de zandmatrix waarin ze voorkomen. Doordat glauconiet echter uit kleimineralen bestaat zijn ze veel zachter dan het kwartszand. Glauconiet - korrels kunnen dan ook gemakkelijk vervormd en verbrijzeld worden. Dit heeft een belangrijke impact op de geotechnische eigenschappen en het gedrag van zandgronden met een significant gehalte aan glauconiet.
Mechanische bewerkingen op glauconiethoudende zanden die resulteren in een verbrijzeling van de glauconietkorrels, zoals tunnelboringen, verdichtings werken, heiwerken, kunnen heel wat problemen opleveren. Het gedrag van de grond evolueert immers van zandig tot uitgesproken kleiig, en vereist dan ook aan - gepaste uitvoeringsmethoden. Doordat het poriënwater in glauconiet houdende zanden altijd ijzerhoudend is, zijn speciale voorzorgen nodig bij het uitvoeren van grondwaterverlagingen en retourbemalingen.
Dit artikel geeft een overzicht van de aard en de geotechnische eigenschappen van glauconiethoudende zanden met specifieke aandacht voor het verbrijzelingseffect. Er wordt ook uitgebreid ingegaan op praktische problemen die zich kunnen voordoen wanneer men in dergelijke zanden werkt. 

Beoordeling voorspelde trillingen bij intrillen damwanden

P. Hölscher, P. Kraaijenbrink, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 38

In het handboek damwanden CUR 166 is een model uitgewerkt, waarmee het trillingsniveau in de omgeving bij het installeren van damwanden berekend kan worden. Ook wordt aangegeven hoe dit trillingsniveau, conform de SBR-richtlijn ‘Trillingen’, beoordeeld kan worden uit het oogpunt van mogelijke schade in de omgeving. Het resultaat wordt door velen als conservatief ervaren. Dit artikel geeft aan waarom dat gevoel terecht is en doet een voorstel voor een toekomstige, mogelijk realistischere aanpak op basis van het ‘DeltaBrain Bouwtrillingen’ Dit model bevindt zich nog in de ontwikkelingsfase. 

Optimalisatie damwandconstructies bij leidingsleuven

M.P.T. Joosse, B. Everts, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 42

In het kader van de thesisstudie Pipeliner heeft onderzoek plaatsgevonden naar het effect van overlappende passieve zones bij dicht tegenover elkaar gelegen damwandschermen toegepast bij smalle leidingsleuven. Bij geringe sleufbreedte wordt de ontwikkeling van de passieve zone gehinderd. Uit de studie blijkt dat er opspanning plaatsvindt. Het effect van de opspanning voor een damwandontwerp is in een casus gekwantificeerd.
Voor de ontwerppraktijk betekent dit dat door het rekening houden met de extra weerstand van overlappende passieve zones, er een circa 40% economischer ontwerp gerealiseerd kan worden en de omgevingshinder fors gereduceerd zal kunnen worden. (artikel beschikbaar in volledige uitgave)

Nieuwe regelgeving = niet meer heien?

M. Koek, M. van Wijngaarden, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 46

Naar verwachting zal het nieuwe Bouwbesluit (2012) per 1 april in werking treden. Vanaf dat moment zullen voor vergunningplichtige bouwwerken eisen worden gesteld aan de geluidproductie van sloop- en bouwwerkzaamheden. De eisen die in het Bouwbesluit zijn opgenomen zijn afkomstig uit de Circulaire bouwlawaai 2010. Deze eisen zijn ter bescherming van de omgeving opgenomen, en kunnen een beperking vormen voor sloop- en bouwwerkzaamheden. Middels akoestisch onderzoek wordt bepaald of de grenswaarden worden overschreden. Aannames tijdens het ontwerpproces leiden tot conservatieve berekeningen. Wanneer in een later stadium duidelijk is welk materieel wordt toegepast kan middels een nauwkeuriger berekening worden aangetoond dat een mogelijk financieel aantrekkelijker alternatief tot de mogelijkheden behoord. Om te bepalen of de geplande werkzaamheden zullen leiden tot overschrijding van de grenswaarden zijn, voor verschillende geotechnische werkzaamheden, richtafstanden opgenomen. Een en ander wordt in het artikel door middel van een praktijkvoorbeeld toegelicht. 

Geokunst: Trillingsgecontroleerd stabiliseren van betonplaten voor duurzame asfaltoverlagingen met scheurremmende lagen

A. Vanelstraete, A. Beeldens, J. de Visscher, G. Lombaert, G. Degrande, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 54 

In het kader van duurzame ontwikkeling is het van groot belang om over herstellende onderhoudstechnieken te beschikken die toelaten optimaal gebruik te maken van de bestaande weginfrastructuur. Een uitdagend probleem hierbij is de toepassing van scheurremmende lagen voor de renovatie van wegen uit betonplaten bij het overlagen met asfalt. Deze renovatie heeft als voordeel dat ze ook leidt tot een sterke vermindering van de wegonvlakheid door het wegwerken van trapvorming in de betonplaten, met een verbeterd comfort voor de weggebruiker en een reductie van de trillingen in de omgeving als gevolg. 

Geokunst: Doorlatendheid geotextielen in zand

A. Bezuijen, V. van Beek, F. Schenkeveld, Geotechniek nr. 2, april 2012, pagina 58

In veel toepassingen van geotextielen is de doorlatendheid van het geotextiel loodrecht op het doek van belang. In bijvoorbeeld een filterconstructie moet een geotextiel wel het water doorlaten, maar niet de zandkorrels. De eis die aan geotextielen wordt gesteld met betrekking tot de waterdoorlatendheid is vaak een simpele ‘vuistregel’: de doorlatendheid van het geotextiel moet 10 keer groter zijn dan die van het minst doorlatende granulaire materiaal dat zich aan beide kanten van het geotextiel bevindt. Onlangs bleek uit onderzoek dat bovenstaande vuistregel wat al te simpel is en dat het zelfs de vraag is of de doorlatendheid van een geotextiel wel bestaat. Want het heeft alleen zin om over de doorlatendheid van een geotextiel te spreken als dit een goed gedefinieerde parameter is, die onafhankelijk is van bijvoorbeeld de doorlatendheid van de grondlagen boven en onder het geotextiel.