Geotechniek 2012, nr. 3

SBR-A richtlijn niet eenduidig voor trillinggevoelige funderingen

R. van der Salm, P. Hölscher, AJ Snethlage, Geotechniek nr. 3, juli 2012, pagina 8

Bij het trillen of heien van een funderingselement kan er risico op schade door het verdichten van trillingsgevoelige grondslag onder de fundering zijn. Bij beoordeling volgens de SBR-richtlijnen “Trillingen” mag de trillingssnelheid niet groter zijn dan een frequentie afhankelijke grenswaarde (snelheid). Deze grenswaarde is echter gebaseerd op een oorspronkelijke grenswaarde aan de versnelling.
Dit artikel laat zien dat de beschouwing(en) niet consistent zijn. Bij verschillende situaties staat de SBR richtlijn een versnelling toe die boven de grenswaarde voor de versnelling ligt, en dus tot verdichting kan leiden. Het geeft de achtergrond van een discrepantie weer en laat zien dat er in de praktijk situaties zijn waarin dit ook daadwerkelijk optreedt.
Momenteel biedt de SBR-richtlijn geen oplossing voor dit probleem. Voorzichtigheid is geboden. In een herziene versie van de richtlijn dient dit aspect opgelost worden. 

GeoRM: risicogestuurd werken als eindresultaat van Geo-Impuls

M. van Staveren, P. Litjens, Geotechniek nr. 3, juli 2012, pagina 14

Geotechniek en risicomanagement vormen op het eerste gezicht misschien een niet direct voor de hand liggende combinatie. Niets is echter minder waar. Wie op de één of andere manier betrokken is bij het bouwen op, in en met grond, weet dat de onzekerheden in de ondergrond groot kunnen zijn. Vanuit het sectorbrede programma Geo-Impuls wordt gewerkt aan de brede toepassing van risicomanagement, om risico’s die voortkomen uit deze onzekerheden te beheersen. Daarom is GeoRM, dat staat voor GEOtechnisch RisicoManagement, als risicogestuurde werkwijze door Geo-Impuls omarmd. Alle ondergrondgerelateerde risico’s worden hierdoor op een transparante en expliciete manier onderdeel van projecten. Via acht GeoPrincipes worden de verschillende spelers binnen projecten in de gelegenheid gebracht om per project maatwerk af te leveren. De ambitieuze doelstelling van Geo-Impuls – ‘Halvering van Geotechnisch Falen in projecten in 2015’ – komt daarmee een stap dichterbij. 

Bouw Markthal in Rotterdam: Deel 1

B.R. de Doelder, T.J.M. de Wit, Geotechniek nr. 3, juli 2012, pagina 20

Het project Markthal betreft de bouw van een markthal met eronder een 4-laags parkeergarage nabij Station Blaak te Rotterdam. De bouw van de parkeergarage met voorafgaand archeologisch onderzoek vereiste o.a. een forse spanningsbemaling en dat bleek een grote uitdaging. De krappe planning, de complexe geo-hydrologische situatie, de afstemming met andere grote bemalingen in de stad en de nabijheid van oude zettingsgevoelige bebouwing zoals de Laurenskerk maakten een slimme creatieve en zorgvuldige aanpak noodzakelijk. Dankzij een goede engineering van de betrokken partijen verloopt de bemaling voorspoedig is de bemaling goed uitgevoerd zonder noemenswaardige invloed naar de omgeving.

Het verticale evenwicht van een verankerde damwand

D. Grotegoed, R. Spruit, Geotechniek nr. 3, juli 2012, pagina 28

Tegenwoordig worden veel damwandconstructies uitgevoerd met schroefinjectieankers die onder een hoek met de horizontaal worden aangebracht. Dit type verankering introduceert een verticale kracht op de damwand. Deze kracht dient door de ondergrond te kunnen worden opgenomen. Een berekening met de eindige elementen methode wordt voor kleine projecten vaak gezien als  tijdrovend en daarom vermeden. Een alternatief hierop voor het toetsen van het verticale evenwicht is de slipmethode, zoals wordt beschreven in het handboek voor damwandconstructies (CUR 166, [1]). In dit artikel wordt deze methode voor het bepalen van het verticale evenwicht toegelicht en vergeleken met de qc-methode. Bij beide methoden worden kanttekeningen geplaatst en worden aanvullingen gegeven. Tot slot worden de verschillen inzichtelijk gemaakt aan de hand van een case study en worden de resultaten vergeleken met de berekeningsresultaten volgens de eindige elementenmethode. Hieruit volgt dat voor grote bovenbelastingen op een damwand in slappe grondlagen de slipmethode, bij gebrek aan een programma gebaseerd op de EEM, een geschikte manier is om het verticale evenwicht te beschouwen. Voor kleine bovenbelastingen zou ook de qc-methode toegepast mogen worden waarbij het verticale evenwicht separaat van het horizontale evenwicht beschouwd mag worden. 

Bouwput A2 Tunnel Maastricht: diepe ontgraving en kerende wanden in kalksteen

J.H. van Dalen, J.R. Salazar, Geotechniek nr. 3, juli 2012, pagina 36

Momenteel is in Maastricht de bouw van de A2 tunnel in de kalksteen in volle gang. Voor de tijdelijke wanden van de bouwkuip blijkt de door de ondergrond te leveren passieve weerstand in het noordelijke deel van het traject sterk bepalend.
Uit het grondonderzoek wordt echter geconcludeerd dat er sprake is van een behoorlijke restonzekerheid met betrekking tot deze weerstand. Teneinde toch een robuust ontwerp te verkrijgen, zonder de economie uit het oog te verliezen, wordt in dit project de “Observational method” toegepast. In dit eerste deel wordt de onzekerheid geschetst; in het volgende deel wordt de uitwerking van de Observational method toegelicht.

GEOKUNST: NGO-workshop: Geokunststoffen in dijkversterking

S. van Eekelen, M. van der Meer, W. Voskamp, D-J. Sluiter, E. Kwast, Geotechniek nr. 3, juli 2012, pagina 46
GEOKUNST: Hoog gefundeerde landhoofden
HC. Brok, D. Alexiew, Geotechniek nr. 3, juli 2012, pagina 50

Gewapende grond als kerende constructie is in de loop van de jaren een geaccepteerde techniek geworden en wordt momenteel in Nederland veelvuldig toegepast. Een gewapende grondconstructie direct belast door een landhoofd roept bij de aannemers nog vele vraagtekens op. Een hoog gefundeerd landhoofd oefent namelijk een hoge geconcentreerde belasting uit op de gewapende grond waarbij de eisen qua vervormingen zeer streng zijn. Om een beter beeld te krijgen van het systeem en om vertrouwen te krijgen in deze toepassing is in 2006 een 1 op 1 test uitgevoerd bij LGA Nürnberg in Duitsland. Aan de hand van deze resultaten zijn in Nederland diverse projecten uitgevoerd. Vanwege de strenge vervormingseisen groeide de behoefte om vooraf met Plaxis een voorspelling te kunnen maken over deze vervormingen. De resultaten van de 1 op 1 test zijn gebruikt om deze met Plaxis na te rekenen, waaruit is gebleken dat er nog een lange weg te gaan is.