Geotechniek 2001, nr. 1

LET OP: Van de jaargangen tot 2007 zijn - op een paar uitzonderingen na - alleen de abstracts beschikbaar. Vanaf 2007 is van ieder artikel ook een .pdf beschikbaar.

Geocentrifugeonderzoek Ondergronds bouwen (deel 2): Het groutproces bij geboorde tunnels

A.Bezuijen, H.E.Brassinga en J.S. van der Schrier, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 7

In het vorige artikel (Geotechniek 2000 nr. 3, pagina 11) werd de opzet van COB-programma L600 besproken. In dit tweede deel komt de 'staartspleetmodule' aan de orde, die is ontwikkeld om het proces te modelleren dat plaatsvindt aan de achterzijde van de TBM bij het injecteren van grout tussen de lining en de omringende grond. Onderzoek met de module heeft uitgewezen hoeveel de draagkracht van palen in de nabijheid van de geboorde tunenl afneemt bij het passeren van de staartspleet. Verhoging van de groutdruk leidt aanvankelijk tot herstel van de draagkracht tenzij de grond gaat bezwijken. De maximale groutdruk voordat de grond bezwijkt blijkt ruim twee maal de oorspronkelijke effectieve spanning boven de tunnel te zijn. Er wordt uit de experimenten een smallere zettingstrog gevonden dan uit een PLAXIS-berekening volgt.

Een geïntegreerde bouwmethdeo - overbruggen van de overgang aardebaan-kunstwerk bij de realisatie van ballastloos spoor

R.Dürrwang, G.Schulz en P.Schouten, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 15

In Duitsland wordt bij de bouw van de HSL Köln-Rhein/Main voor het eerst op een nieuwbouwtraject doorgaand ballastloos spoor aangelegd. Aan ballastloos spoor worden strenge vervormingseisen gesteld. In het artikel worden de maatregelen beschreven die deze eisen tegemoetkomen. Daarnaast wordt het aardebaanconcept van Arcadis Trischler & Partner beschreven waarbij alle ophoogmaterialen met (kalk-)cement worden gestabiliseerd. Dit vermindert de onzekerheden in het grondgedrag en daarmee risico's op vervormingen van het ballastloos spoor.

Meting van dikte en stijfheid van grondconstructies door middel van oppervlaktegolven

G.Esposito, P.C.van Staalduinen, en G.P.C. van Oosterhout, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 23

Met oppervlaktegolven kan op niet-destructieve wijze de dikte en stijfheid worden bepaald van de lagen van een gelaagd medium zoals een grondconstructie. Deze methode was al langer bekend (SASW) maar de toepassing was beperkt tot situaties waar de stijfheid toeneemt met de diepte. TNO-Bouw heeft in 1999/2000 een signaalverwerkinstechniek ontwikkeld en met succes toegepast op het baanvak Amsterdam- Utrecht waar een stijve betonnen plaat deel uitmaakt van de grondconstructie.

Eenvoudiger afdichten van sondeergaten door kabelloos elektrisch sonderen

F.J.Brouwer, H.C. van der Graaf en R.R. Zandbergen, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 31

Het afdichten van sondeergaten in dieper gelegen waterremmende lagen wordt steeds actueler. Aanleidingen hiervoor zijn het tegengaan van de verspreiding van verontreinigd grondwater en het vermijden van wellen in bouwputten. Een aantal jaren geleden is een techniek ontwikkeld waarbij tijdens het trekken van de sondeerbuizen een cement-bentonietspoeling via een opening boven de sondeerconus in het sondeergat wordt geperst. De aanwezigheid van een sondeerkabel bemoeilijkt deze operatie. De methode is nu toegepast in combinatie met een in de jaren '70 in Zweden ontwikkelde methode voor kabelloos sonderen, waarbij de meetsignalen niet via een kabel maar via door de sondeerbuizen lopende geluidsgolven naar het maaiveld worden gestuurd.

Geboorde tunnels gefaseerd berekend

B. Safari en R Peters, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 37

Sinds enkele jaren worden ook in de zachte Nederlandse bodem tunnels geboord. Voor het boren van de Botlektunnel is een gefaseerd model ontwikkeld waarmee de effecten (vervormingen en spanningsveranderingen) van zowel het bouwproces als de exploitatie op de tunnellining en op de grond berekend kunnen worden. In het onderzoek is de gevoeligheid van de berekeningsresultaten voor verschillende parameters zoals grondmodellen onderzocht.

Bouwputten start- en ontvangstschacht Sophiaspoortunnel

R.A.Schiphouwer en J.W.Bosschaart, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 42

Bij het ontwerp van de start- en ontvangstschacht van de Sophiaspoortunnel zijn een aantal bijzondere constructies toegepast. Bij de startschacht worden in tegenstelling tot het referentieontwerp geen trekpalen toegepast. Het verticaal evenwicht wordt tijdens de bouw gewaarborgd door de zandlaag onder de vloer te bemalen (het zogenaamde polderprincipe). Tijdens de bouw zijn deformaties gemeten en vergeleken met berekeningen met een verenmodel en met een EEM-programma. Een onzeker aspect is de zwel die mogelijk optreedt in de dieper gelegen laag van Kedichem. Met triaxiaal-extensieproeven en een gevoeligheidsanalyse is een bandbreedt van 15-25 mm zwel voorspeld voor het midden van de bouwput.
Bij de ontvangstschacht is het polderprincipe niet mogelijk omdat de waterremmende lagen te ondiep liggen. De vloer wordt hier door Leeuwankers op zijn plaats gehouden, waarbij bijzonder is dat de ankers niet worden voorgespannen maar dat de zwel van de klei van Kedichem samen met de waterdruk voldoende vervorming van de bouwputbodem genereert om de ankers op spanning te brengen.

Zettingsarm boren met een Intelligent Boor management systeem (I2DOS, Intelligent Integrated Drilling Operating System

B.K.J.Obladen, G.A.Visser en F.J. Willemen, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 51

In de praktijk van het boren van tunnels blijken de prestaties nogal te kunnen tegenvallen. Dit kan echter slechts achteraf vastgesteld worden. Het toepassen van een zelflerende besturing kan dit voorkomen. Tijdens het boren worden zeer veel parameters gemeten, van de snelheid van de TBM en de temperatuur van bepaalde lagers tot de vervormingen op en onder het maaiveld. Met behulp van een intelligent computersysteem wordt gezocht naar onderlinge relaties in de meetdata. Uit een eerste test met een dergelijk systeem is gebleken dat vervormingen tot 5 à 10 meter voor het boorfront goed voorspeld kunnen worden op basis van de TBM-parameters. Het systeem is inmiddels gepatenteerd.

Verwijderen obstakels (afstudeeronderzoek TU Delft)

J.W.M van der Ven, Geotechniek nr. 1, 2001, pagina 55

In de ondergrond kunnen obstakels aanwezig zijn die een grote invloed hebben op het boorproces. Om die invloed te verminderen kunnen zij vooraf worden opgespoord, ofwel kunnen zij tijdens het boren verwijderd worden. Het onderzoek heeft zich gericht op verwijderingsmethoden waarbij geen menselijke aanwezigheid voor het boorfront benodigd is. Als meest in aanmerking komende methode wordt de abrasive jet genoemd, waarbij een lans door een sluis door de drukwand van de TBM wordt gestoken en water met stukjes carbide, staal of silicium onder hoge druk door de lans wordt gespoten.