Geotechniek 2001, nr. 4

LET OP: Van de jaargangen tot 2007 zijn - op een paar uitzonderingen na - alleen de abstracts beschikbaar. Vanaf 2007 is van ieder artikel ook een .pdf beschikbaar.

Principes van het SPE-concept

N.W.A. Broug, Geotechniek nr. 4, 2001, pagina 6

De deeltjesinteractie bepaalt de continuümeigenschappen, zoals de gronddruk in de geotechniek en de hydrostatische druk in de vloeistofmechanica. In beide gevallen komt evenwicht tot uitdrukking in een spanningsverhouding - bekend als K - tussen de steundruk loodrecht op het g-veld en het gewichteffect parallel aan het g-veld. Dit karakteristieke getal vormt de basis voor de 2D-analyses (Mohr/Coulomb) die representatief voor 3D-toestanden worden geacht. In het klassieke concept ontbreekt echter het functionele onderscheid tussen "onzichtbare" actie en "waarneembare" reactie. De toepassing van dit principe op de toestand van een emmer zand of een glas wijn blijkt een fundamenteel afwijkende evenwichtstoestand op te leveren. Niet K maar 2K blijkt model te staan voor het 2D-equivalent van de 3D-stabiliteit! Op die basis legt het "Single Particle Equivalent"(SPE-)concept een verband tussen kracht en vervorming.

Blokzijlzand is klei en Groningse klei is zand

P. Lubking, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 16

In de GWW-sector zijn nog veel traditionele benamingen in omloop voor fijne cohesieve grondsoorten. Benamingen als lichte zavel, terpklei, porseleinaarde en bonkveen hebben geen eenduidige en soms zelfs geen duidelijke betekenis.
In Nederland zijn de benamingen meestal afkomstig uit NEN 5104, uit de RGD-classificatie (1987), de Stiboka-classificatie (1966), de SCW-classificatie (1975) en uit de praktijk van het dagelijks leven sterk af te raden. De misverstanden en fouten en, als gevolg daarvan, conflicten en claims kunnen gemakkelijk worden vermeden door uitsluiten van de officiële Nederlandse classificatie NEN 5104 te gebruiken met vermelding van de gebruikte laboratoriumbepalingen.

Wateroverspanningen voor het boorfront: een eenvoudig geohydrologisch model

F.J.M. Hoefsloot, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 26

Bij het boren van tunnels ontstaan wateroverspanningen voor het boorfront. Deze worden veroorzaakt door verdringing van vrij poriënwater welke zich in het grondmassief bevindt. De grootte van de wateroverspanning kan analytisch worden beschreven met een eenvoudig geohydrologisch model op basis van de tunnelboorparameters en lokale geohydrologische omstandigheden. Op basis van de metingen welke zijn uitgevoerd bij de 2e Heinenoordtunnel en de Botlekspoortunnel is het rekenmodel gevalideerd. Geconcludeerd kan worden dat met behulp van de geohydrologische instationaire oplossing van een puntbron in een semi-spanningspakket de wateroverspanning als functie van de tijd en als functie van de afstand tot het boorfront kan worden beschreven.

Ontwerp en heiprocedure van open stalen buispalen in verweerde Basalt

L. Maertens, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 35

De eerste L.N.G. Terminal in India (Dabhol) is gefundeerd op open stalen buispalen die werden geheid in de verweerde rots. Het heien van de palen kan efficiënt beheerst worden wanneer continu de heiparameters worden gemeten met een betrouwbare heiopnemer. In Dabhol werden alle parameters van de IHC-S90-hamer elektronisch gemeten, wat een optimale controle toeliet van de energie per slag en de indringing per slag, zodat de paal kan worden geheid tot de nodige diepte om aan de heicriteria te voldoen. Dit is vooral van belang wanneer na het heien van de palen nog sokkels moeten worden geboord door de paalvoet.

ICSMGE conferentie in Istanbul: in het voetspoor van Terzaghi

H.E. Brassinga, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 43

Van 27 tot en met 31 augustus 2001 werd de vijftiende International Conference on Soil Mechanics and Geotechnical Engineering gehouden in Istanbul. Een historisch belangrijke plaats, niet alleen in gebruikelijke zin, maar zeker ook voor de geotechniek. In de jaren 20 van de vorige eeuw doceerde Karl von Terzaghi aan de universiteit van Istanbul en schreef er zijn belangrijke werk "Erdbaumechanik", het startpunt van de moderne grondmechanica. De uitgebrachte papers geven de laatste stand van zaken in vrijwel het gehele geotechnische spectrum, zoals: bepaling van grondeigenschappen, ontwerp en gedrag van funderingen en grondkerende constructies, offshore platforms en pijpleidingen, tunneltechnieken, beheer van verontreinigde gebieden, constructie van wegen en spoorwegen en kustwaterbouw. Meer informatie over de conferentie.

Het voorspellen van heigedrag

J.W. Bosschaart, B.M. Berkhout, M.G.J.M. Peters, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 46

Heien is een bijzonder vak enerzijds vanwege de vele disciplines die erbij betrokken zijn, anderzijds omdat het proces niet altijd verloopt zoals verwacht. Het kan zijn dat onze verwachting met betrekking tot het proces juist was en dat er reden is om te twijfelen aan de kwaliteit van het uitgevoerde werk. Alleen al om die reden is het van belang te weten hoe betrouwbaar onze verwachting is. De meest in het oog springende disciplines die het heigedrag bepalen, zijn materieel, materiaal, de grondslag en de werkwijze. Deze laatste discipline vertegenwoordigt onder meer de ervaring die in de loop der jaren is opgedaan. Dit artikel laat zien dat het mogelijk is om met behulp van deze disciplines een betrouwbare heivoorspelling te doen.

De Ko-C.R.S. proef

E.J. den Haan, B.H.P.A.M. Thé en M.A. Van, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 55

De aloude samendrukkingsproef wordt elders in de wereld steeds meer vervangen door de Constant Rate of Strain proef. GeoDelft heeft een apparaat ontwikkeld dat een stapje verder gaat door ook de neutrale horizontale gronddrukcoëfficiënt Ko te meten. De nieuwe proef is sneller, heeft een hoge resolutie en levert meer parameters en is daarmee het ideale apparaat voor de parameterbepaling ten behoeve van MSettle en de soft soil-modellen van Plaxis.

Ontwerp van axiaal belaste palen volgens de Eurocode

C. Bauduin, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 66

Eurocode 7 "Geotechnisch ontwerp" laat toe de uiterste grenstoestanden volgens drie verschillende benaderingen te toetsen. Voor elke benadering stelt de code waarden van de partiële veiligheidsfactoren voor. De keuze van de benadering en de vastlegging van de partiële coëfficiënten blijven een nationale bevoegdheid. De benaderingen 1 en 2 zijn bruikbaar bij toepassing van de in België en Nederland gebruikelijke rekenregels gebaseerd op sondeerresultaten. Geen enkele rekenregel is perfect. De betrouwbaarheid van de rekenregel kan op ieder gewenst niveau gebracht worden door middel van een "kalibratiefactor" die wordt verkregen door ijking aan een experimentele waarde van het paaldraagvermogen uit de resultaten van terreinproeven.

IJBURG, eilanden op slib en doek: Toepassing van Geokunststoffen bij de aanleg van IJburg

E. Meisner, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 77

In september 1996 besloot de Amsterdamse gemeenteraad tot de aanleg van de nieuwe wijk IJburg in het IJmeer, ten oosten van de stad. Hierbij wordt een zandpakket van 4 tot 6 meter aangebracht op een weinig draagkrachtig pakket bodemlagen van 10 meter. Zonder het gebruik van geokunststoffen zou dit niet goed mogelijk zijn geweest. De rekmetingen van het doek tijdens de aanleg van het proefeiland hebben de aanzet gegeven tot een efficiënte toepassing ervan in de eerste eilanden. Door ervaring in het ontwerp en de uitvoering zal de toepassing van geokunststoffen bij de overige eilanden steeds verder geoptimaliseerd worden.

Verwerking van EPS-blokken in lichtgewicht wegconstructies

M. Duskov, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 80

In kort bestek wordt een aantal aanwijzingen gegeven over de werkwijze bij toepassing van EPS. De volgende aspecten komen aan de orde: wegwaaien voor en tijdens het aanbrengen, opdrijven door het grondwater, de kwaliteit van de ondergrond, voegen, pasblokken en brandgevaar.

Niet op zand gebouwd

M.Duskov en M. Swets, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 81

Voor de keuze van ophoogmateriaal bij de aanleg van een weg in Nederland is een kosten-batenanalyse meestal bepalend. Daarvoor moeten de kosten voor aanleg en onderhoud tijdens de verwachte levensduur worden vastgesteld. Dikke veenlagen zijn sterk samendrukbaar en hebben een laag draagvermogen. In veengebieden is lichtgewicht ophoogmateriaal daarom vaak een voordelige keuze, ondanks de hoge aanlegkosten. Door het verzakken van de veenbodem moest de wegbeheerders van de gemeente Vlist zijn wegen in Stolwijk steeds herstraten. Hoge kosten en irritatie bij de buurtbewoners waren het gevolg. Als oplossing werd gekozen om niet op zand, maar op piepschuim te bouwen.

Sneller, slimmer en beter bouwen

J.D. van Duijvenbode en D.H. Smits, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 84

Aanlegkosten voor snellere, slimmere en betere (No-Recess) aardebaanconstructies liggen twee à drie keer zo hoog als de standaardoplossing met verticale drains. De onderhoudskosten vormen slechts een klein percentage van de totale kosten van een constructie. De baten van een aardebaanconstructie kunnen deels blijken uit de LRS-waarde (het quotiënt van het zettingsverschil en het logaritmische tijdsverschil ofwel de zetting per decade) bij ingebruikname. In CUR-handboek 162 zijn de kosten en baten van verschillende constructies op een rijtje gezet. Het artikel belicht er drie: verticale drains, grindkolommen en PS-hardschuim.

Bepaling van een geschikte verticale drain

E. Widdows, Geotechniek nr. 4, januari 2001, pagina 88

De functionele kwaliteit van een kunststofdrain, bestaande uit een kunststofkern omhuld met een geotextielvlies, wordt bepaald door het samenstel van kwaliteitseigenschappen en kenmerken die bij het installeren en het gebruik relevant zijn. De relevante functionele eigenschappen van de drain zijn te rangschikken in:

  • hydraulische prestaties
  • fysieke kenmerken
  • mechanische eigenschappen
  • duurzaamheidseigenschappen.

In navolging van CROW-publicatie 77 'verticale drainage' worden drie categorieën drainagesystemen onderscheiden.