Geotechniek 2004, nr. 3

LET OP: Van de jaargangen tot 2007 zijn - op een paar uitzonderingen na -  alleen de abstracts beschikbaar. Vanaf 2007 is van ieder artikel ook een .pdf beschikbaar.

Koppensnellen verleden tijd?

D.A. Hordijk, Geotechniek/Prepal 2004, nr. 3, p 100

Vanuit de traditie worden tot op heden de paalkoppen van geprefabriceerde betonnen heipalen bijna altijd nog gesneld als daar een ter plaatse gestorte fundering overheen wordt aangebracht. Ten opzichte van de tijd waarin deze uitvoeringswijze is ontstaan, zijn echter zowel de kwaliteit van de heipalen als de heiomstandigheden zodanig verbeterd, dat het snellen in veel gevallen niet meer nodig is en betonnen heipalen direct op hoogte kunnen worden geheid. Bij geprefabriceerde funderingen gebeurt dit al en het is wenselijk om dit ook bij ter plaatse gestorte funderingen toe te passen, omdat het naast het leveren van economisch voordeel, bijdraagt aan milieuvriendelijk bouwen en het verbeteren van arbeidsomstandigheden.

Kritische treinsnelheid: 6 jaar onderzoek en ontwikkeling in Nederland

P. Hölscher, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 80

Bij het ontwerpen van de HSL-Zuid werd men geconfronteerd met het feit dat de Thalys harder zal rijden dan de oppervlaktegolven die de trein genereert. Volgens theoretische berekeningen van Dieterman leidt dat tot ontoelaatbare vervormingen van het spoor. De afgelopen zes jaar hebben verschillende onderzoekers binnen Nederland zich met deze problematiek beziggehouden. Dit artikel geeft een overzicht van hun bevindingen. Er blijken veel theoretische beschouwingen te zijn uitgevoerd, maar de experimentele validatie van de modellen is beperkt en wel beschikbare resultaten (Abcoude en Hoekse Waard) zijn nauwelijks tot de theoretische uitwerkingen doorgedrongen. Het uiteindelijke ontwerp, een zettingsvrije plaat, is in zijn totaliteit niet experimenteel getoetst. Hoewel er met dit type constructie weinig praktijkervaring is, is er tijdens het ontwerp geoptimaliseerd. De toegepaste ontwerpmodellen zouden meer door experimenten getoetst moeten worden.

Door de Rotterdamse ondergrond met twee boortunnels

D.C. van Zanten, M. de Vries en H.M.A. Pachen, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 68

RandstadRail is een toekomstige light-rail-verbinding tussen de steden Rotterdam, Zoetermeer en Den Haag. Belangrijk onderdeel van het project in Rotterdam is een verbinding tussen de Hofpleinlijn en de metro bij Rotterdam CS, het Statenwegtracé. 80% van dit tracé wordt gerealiseerd in de vorm van twee geboorde, enkelsporige tunnels. Voor het ontwerp is de ondergrond uitgebreid in kaart gebracht en archiefonderzoek verricht naar de aanwezigheid van mogelijke obstakels in de grond, zoals houten paalfunderingen uit de 18e en 19e eeuw. Ontwerptechnisch is het nodig de boortunnel te funderen op een stijve grondslag. Dit geschiedt door de ligging in het Pleistocene zand, behalve bij de aansluiting op het conventioneel gebouwde station Blijdorp en op de bestaande sporen, waar de ligging ondieper is en zal worden gebouwd in de Holocene klei. De krachten op de tunnel ten gevolge van zakkende Holocene grondlagen hebben grote invloed op de krachtswerking van de boortunnel. Om meer inzicht te krijgen in de steun die de Holocene klei aan de tunnel geeft, zijn de stijfheid en de neutrale gronddruk van de klei onderzocht met K0-CRS proeven.

Uitgegraven proefpalen te Limelette: observaties en metingen

N. Huybrechts en J. Maertens, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 44

Deze vierde publicatie over het onderzoek van het WTCB naar grondverdringende schroefpalen gaat in op de techniek voor het uitgraven van de palen en de resultaten van de metingen op de uitgegraven palen. De metingen en de observaties aan de uitgegraven proefpalen leiden tot de volgende conclusies. Voor de meeste in de grond gevormde grondverdringende schroefpalen zijn reële diameters minstens gelijk aan de nominale waarden en is de betonkwaliteit in het algemeen goed. De geheide voorgespannen prefabpalen vertonen een regelmatig scheurpatroon ten gevolge van het heien. Een ernstige en gedetailleerde monitoring van de uitvoeringsparameters gedurende de volledige installatieprocedure van in de grond gevormde schroefpalen (inschroeven én terugtrekken) is absoluut noodzakelijk om de kwaliteit van de gerealiseerde palen te verzekeren.

EuroGeo 3

M. Duskov, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 36

Voor de derde maal kwamen geosynthetici bij elkaar op EuroGeo, het vierjaarlijkse Europese geokunstoffencongres. EuroGeo 3 vond plaats in München, waardoor een relatief grote Nederlandse deelname mogelijk was. Voor Geokunst schreven vier deelnemers hun indrukken op.

TC 10: Geophysical Testing in Geotechnical Engineering

G.A.M. Kruse, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 22

Technische commissies spelen een belangrijke rol in het voortraject van de normontwikkeling, niet alleen nationaal, maar ook internationaal. Onder de ISSMGE, de internationale beroepsvereniging van geotechnici, ressorteren ongeveer 25 technische commissies (TC's). In dit artikel worden de activiteiten van TC 10 beschreven, Geofysische meetmethoden voor de geotechniek.

EuroGeo 3

M. Duskov e.a., Geotechniek 2004, nr. 3,  p 92

Voor de derde maal kwamen geosynthetici bij elkaar op EuroGeo, het vierjaarlijkse Europese geokunsstoffencongres. EuroGeo 3 vond plaats in München, waardoor een relatief grote Nederlandse deelname mogelijk was. Rutger Holtus was onze correspondent bij de sessies over producteigenschappen en langetermijngedrag, Adam Bezuijen bezocht de 'natte' sessies over grond-geotextiel-interactie, Noco Cortlever beschreef de sessies over afdichtconstructies en Milan Duskov woonde de bijeenkomsten over taluds en ophogingen bij.

Boorgatmeten voor geohydrologische toepassingen

R.J. Lantman, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 76

Bij het slaan van drinkwaterputten wordt de bodemopbouw in de regel bepaald met de combinatie van grondmonsters die tijdens het boren van de put genomen worden en een boorgatmeting. Voor andere toepassingen is een boorgatmeting niet gebruikelijk. Wanneer, zoals meestal, gebruik wordt gemaakt van spoelboormethoden, is de bodembemonstering door vermenging van grondlagen niet optimaal. Door standaard een boorgatmeting te laten uitvoeren, wordt de voor de putrinrichting vereiste informatie over de bodemopbouw verkregen zonder dat het nodig is om tot duurdere boormethoden over te gaan dan de nu veel gebruikte spoelboring. Die informatie komt direct in het veld beschikbaar. Een boorgatmeting biedt verder de mogelijkheid om de putinrichting te controleren. Het kunnen vermijden van ongewenste grondwatereffecten en slechte putprestaties weegt ruim op tegen de beperkte extra kosten (enkel k€). Een boorgatmeting als standaard zou kunnen worden geregeld door de vergunningverlener, of in de kwaliteitssystematiek van de boorbedrijven. Het artikel presenteert hierover een conceptprotocol.

Nieuwbouw parkeergarage "De Veranda" te Rotterdam

E. Smienk, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 58

In Rotterdam, Feyenoord, wordt momenteel parkeergarage De Veranda gebouwd, pal aan de Maas. Dit project biedt vanuit het oogpunt van ondergronds bouwen een aantal bijzondere aspecten. Zo is er sprake van een diepe garage met 4 ondergrondse bouwlagen. Vanwege optimalisering van kosten wordt gebruik gemaakt van een permanent klein-polderprincipe met stalen damwanden dit tot in de kleilaag van Kedichem reiken. De onderste keldervloer wordt uitgevoerd in een klinkerbestrating boven een zandlaag waarin een drainagesysteem wordt aangelegd. De uitvoering vindt plaats met de wanden-dakmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van de door de architect voorziene vide. Enkele conclusies ten aanzien van het bouwproces zijn dat een optimaal technisch ontwerp van een dergelijk ondergronds bouwwerk alleen tot stand kan komen bij een integrale aanpak van de constructieve en geotechnische advisering en dat het verstandig kan zijn het bouwrijp maken voor wat betreft de aanbesteding en uitvoering los te koppelen van de eigenlijke nieuwbouw met name in geval van onzekerheden met betrekking tot obstakels in de ondergrond.

Het voorspellen van eigengewicht consolidatie van zeer slappe klei

O. Oung en H.E. Brassinga, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 36

Bij (eigen gewicht) consolidatie van zeer slappe klei voldoet de consolidatietheorie van Terzaghi niet door de grote rekken die in die fase optreden. Om de vraag te beantwoorden of de samendrukking van zeer slappe kleilagen betrouwbaar te berekenen is met de EEM, is onderzoek gedaan met behulp van de resultaten van geocentrifugeproeven op slappe klei. Deze worden vergeleken met simulatieresultaten van Plaxis Hardening Soil, Soft Soil en Soft Soil Creep modellen. Doel van de berekeningen was te onderzoeken of de in Plaxis beschikbare grondmodellen geschikt zijn om de te verwachten zetting en consolidatietijd goed te voorspellen. Het gebruik van het Hardening Soil Model blijkt efficiënt in combinatie met een K0-CRS samendrukkingsproef. De K0-CRS proef bleek geschikt om de stijfheidseigenschappen van kleislurry, of in het algemeen van zeer slappe materialen te bepalen, waar triaxiaalproeven niet goed uitvoerbaar zijn.

Geotechniek moet ook aandacht krijgen als het goed gaat: Interview met Frans Molenkamp

J. van der Burg, Geotechniek 2004, nr. 3,  p 32

Frans Molenkamp werd een half jaar geleden benoemd tot hoogleraar grondmechanica aan de TU in Delft. Twee jaar geleden keerde hij na een elfjarig verblijf in Engeland terug naar Nederland. Een goede aanleiding om met de hoogleraar te kijken naar de stand van zaken in de Nederlandse geotechniek. Hoe staat Nederland ervoor? Een openhartig gesprek.