Geotechniek 2004, nr. 5 Special Funderingen

LET OP: Van de jaargangen tot 2007 zijn - op een paar uitzonderingen na -  alleen de abstracts beschikbaar. Vanaf 2007 is van ieder artikel ook een .pdf beschikbaar.

Tunnelbouw door Limburgs grind en kalksteen

R.H. Gerritsen, Geotechniek/Special Funderingen 2004, nr. 5, p 42

De tunnel onder de Maasboulevard in Maastricht is bijzonder vanwege de complexe constructie, de aanwezige grondslag met een grind- en kalksteenpakket, alsmede veel oude funderingen en obstakels, het bouwen direct naast de rivier de Maas, een korte uitvoeringstijd en de beperkte beschikbare ruimte in het hart van de stad. De tunnel is gebouwd door middel van de cut-and-covermethode met diepwanden door het Maasgrindterras, waarbij het kalksteenpakket is gebruikt als waterremmende laag aan de onderzijde van de bouwput. Het artikel behandelt de geotechnische en geohydrologische condities, de risicoanalyse en de risicoverdeling tussen opdrachtgever en aannemer, de aanwezigheid van obstakels, en de constructie met diepwanden en verbuisde boorpalen en besluit met een terugkoppeling van de uitvoeringservaringen. Lees hier het hele artikel

Biosealing, een nieuwe herstelmethode voor waterremmende constructies

J.W.M.Lambert, Geotechniek/Special Funderingen 2004, nr. 5, p 36

BioSealing is een nieuwe benadering voor het herstellen van lekkages in ondergrondse waterremmende constructies. Door Visser en Smit Bouw, TU Delft en GeoDelft is de haalbaarheid van dit concept aangetoond door middel van een aantal laboratoriumexperimenten en recent door een geslaagd veldexperiment. Het principe van BioSealing is gebaseerd op het voeden van de van nature aanwezige bacteriën in de bodem. Transport van het bioslijm naar het lek geschiedt door middel van grondwaterstroming. Toekomstige ontwikkelingen zijn vooral gericht op het beter sturen van het verstoppingsproces.

Heien in bouwputten

A.J. van Seters en A. Verweij, Geotechniek/Special Funderingen 2004, nr. 5, p 22

Bij ondergrondse bouwprojecten met een bouwput wordt vaak gebruik gemaakt van palen. In de bouwfase worden deze, in combinatie met een (onderwater)betonvloer, op trek belast; in de gebruiksfase worden ze, met name in het westen van Nederland, dikwijls juist op druk belast. Bij het heien van palen in een bouwput spelen omgevingsinvloeden en uitvoeringswijze een grote rol. Het draagvermogen van palen is groter wanneer er eerst wordt geheid en daarna ontgraven, maar economisch en uitvoeringstechnisch kan de omgekeerde volgorde gunstiger zijn. Geotechnische en geohydrologische omstandigheden zijn hiervoor cruciaal. Het is daarom van belang om de geologische geschiedenis van het gebied goed te analyseren en zo in het ontwerpstadium de geotechnische risico’s te ondervangen.

Invloed inbrengen en verwijderen van damwanden op omgeving

P. Meijers, Geotechniek/Special Funderingen 2004, nr. 5, p 8

Tijdens het in- en uittrillen van damwandplanken in een zandige grondslag treden regelmatig verzakkingen in de omgeving op. Zakkingen van meer dan 0,5 m kunnen optreden. In de internationale literatuur wordt een aantal modellen beschreven die bedoeld zijn om deze zakkingen te voorspellen. De resultaten vertonen onderling een grote spreiding. Om meer inzicht te krijgen in de problematiek worden de diverse optredende mechanismen bij de damwand en in de ondergrond kwalitatief beschreven. Op basis daarvan wordt een model ontwikkeld wat het gehele proces beschrijft. Voor validatie en verbetering van het model zal in 2004 een proef worden uitgevoerd.

Geotechnische ontwerpaspecten tunnel Swalmen – aanleg binnen een damwandpolder

G. Meinhardt, J.H. de Vries en A.J.C. van Aart, Geotechniek/Special Funderingen 2004, nr. 5, p 54

Voor de tunnel in Rijksweg 73-zuid in Swalmen is door de Bouwdienst RWS en SAT Engineering v.o.f. een ontwerp uitgewerkt waarbij het gesloten gedeelte en de toeritten worden aangelegd in de vorm van een damwandpolder. De damwandpolderconstructie bestaat uit een primaire grondkerende damwand, een sandwichconstructie met waterafsluitende folie, een secundaire waterkerende damwand en een voorzetwand. De interacties in deze constructie en de randvoorwaarden in dit project maken het gebruik van geavanceerde eindige-elementenmodellen noodzakelijk. De berekeningssystematiek voor kerende constructies volgens CUR 166 sluit hier nog niet goed op aan. Op basis van de CUR 166 systematiek zijn zowel met een verenmodel (M-Sheet) als met een eindige-elementenmodel (PLAXIS) berekeningen uitgevoerd om voor dit project specifieke partiële factoren af te leiden.

SmartSoils®: grondeigenschappen op bestelling

W.O. Molendijk en B.J.Admiraal, Geotechniek/Special Funderingen 2004, nr. 5, p 30

Bij de ‘bouwstof’ grond is de kwaliteit niet op bestelling leverbaar. De grond ligt er. Het SmartSoils-concept brengt hier mogelijk verandering in. Micro-organismen in de bodem kunnen de doorlatendheid van de grond in situ beïnvloeden door bijvoorbeeld ijzerionen in de poriën te laten neerslaan en zo de ondergrond te verstoppen. Een variant van de benutting van microbiële processen is de ontwikkeling van BioGrout als grondverbeteringstechniek. Daarbij gaat het om het verbeteren van de mechanische eigenschappen van de grond, zoals sterkte en stijfheid. Een derde variant van SmartSoils is de baggerspeciematras, waarbij ruwe baggerspecie zonder voorbehandeling binnen enkele dagen wordt omgezet in een zichzelf reinigende, lichtgewicht bouwstof.

Definitief gebruik van ongewapende onderwaterbetonvloeren

G.M. Wolsink en A. Zeilmaker, Geotechniek/Special Funderingen 2004, nr. 5, p 16

Een klassieke methode om een droge bouwkuip te realiseren bij een in het werk gestorte, verdiept liggende constructie is het gebruik van damwanden, funderingselementen en een ongewapende onderwaterbetonvloer met daarop een in den droge gestorte constructievloer en wanden. De onderwaterbetonvloer heeft daarbij tot op heden een tijdelijke functie. Wanneer aangetoond kan worden dat de onderwaterbetonvloer voldoende sterk is voor de opname van verkeers- en grondwaterbelastingen, moet het mogelijk zijn de onderwaterbetonvloer als definitieve constructie toe te passen. Het kritieke punt daarbij is dat de waterdichtheid van de onderwaterbetonvloer op termijn niet 100% te garanderen is. Door de Bouwdienst Rijkswaterstaat zijn in 23 punten de randvoorwaarden geformuleerd waaronder de constructie kan worden toegepast.