Geotechniek 2005, nr. 2

LET OP: Van de jaargangen tot 2007 zijn - op een paar uitzonderingen na -  alleen de abstracts beschikbaar. Vanaf 2007 is van ieder artikel ook een .pdf beschikbaar.

EN 12794 Precast Concrete Foundation Piles

H.W. Bennenk, Geotechniek 2005, nr. 2, p 74

In Europa wordt al lange tijd gewerkt aan het tot stand komen van normen die in alle deelnemende landen een gelijke positie moeten bevorderen bij een overeenkomst tussen producenten en afnemers. Met het uitkomen van EN 12794 in 2005 is een stap gezet in de verdere gelijkschakeling van de eisen aan palen in de Europese Unie. Voor de Nederlandse producenten zal het technisch geen grote veranderingen met zich meebrengen. Wel zullen aanpassingen in de kwaliteitscontrole moeten worden ingevoerd om te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor CE-markering.

CEN/TC 189 en ISO/TC 221 "Geosynthetics"

J.W. Nieuwenhuys, K.A.G. Mouw, A. Bezuijen, Geotechniek/Geokunst 2005, nr. 2, p 68

De Europese normalisatie van geokunststofproducten voor de bouw wordt verzorgd door CEN/TC 189 "Geosynthetics" in samenwerking met ISO/TC 221 "Geosynthetics". CEN/TC 189 en ISO/TC 221 beschikken over een aantal werkgroepen, ieder met een eigen, afgebakend werkterrein:

  • WG1 - General and specific requirements
  • WG2 - Terminology and identifiction parameters
  • WG3 - Mechanical testing
  • WG4 - Hydraulical testing
  • WG5 - Durability
  • WG6 - General and specific requirements - geosynthetic barriers.

Het werk van de werkgroepen van CEN/TC 189 en ISO/TC 221 is ver gevorderd. In 2006 wordt de eerste generatie normalisatie van geokunststoffen afgesloten.

ICE spoorbaan Hamburg-Berlijn: 14 km zettingsvrije baan door geogrid grondwapening over gegroute grindkolommen

C. Brok, M. Nods, Geotechniek/Geokunst 2005, nr. 2, p 66

Het circa 150 jaar oude spoor van Hamburg naar Berlijn moest verbeterd worden om te kunnen voldoen aan de eisen gesteld voor de Duitse HSL. Op een circa 14 km lange sectie met slappe veenachtige ondergrond waren ontoelaatbare vervormingen opgetreden. Na een uitgebreid onderzoek van de bestaande baan is gekozen voor een ontwerp met hoge-sterkte Fortrac© geogrid wapening over deels gegroute grindkolommen. De uitvoering vond plaats gedurende slechts 76 dagen in de zomer van 2003. Recente zettingmetingen tonen aan dat de gekozen constructie voldoet aan de gestelde eisen.

Duurzaamheid van geokunststoffen

A. Bezuijen, Geotechniek/Geokunst 2005, nr. 2, p 65

CEN/TC 189 geeft in de toepassingsnormen voor het gebruik van geokunststoffen richtlijnen voor hoe te handelen bij een gewenste levensduur korter dan 5 jaar en van 5 tot 25 jaar. Er worden echter geen richtlijnen gegeven voor een langere levensduur. Voor geotextielen, die over het algemeen nog te jong zijn voor een op ervaring gebaseerde duurzaamheidvoorspelling, een statische belasting hebben die niet in te korten is en waar het moeilijk is om veranderingen in de tijd van de eigenschappen te meten, is een test met een versnelde veroudering vaak de enige oplossing.

Grondboog

P.M. van Daalen, A. Yahyaoui, Geotechniek 2005, nr. 2, p 53

Een grondboog is een overbrugging van grond waarin geen of slechts beperkt gebruik wordt gemaakt van constructieve elementen. Grond is een relatief goedkope bouwstof en toepassing zou tot kosteneffectieve en landschappelijk aantrekkelijke oplossingen kunnen leiden. CUR-commissie C128 heeft een studie uitgevoerd naar een aantal varianten. Daarbij zijn schaalmodellen beproefd en verkennende berekeningen uitgevoerd met een starre en een flexibele ondersteuning van de boog. Om bij een redelijke dikte (< 1 m) van de boog de doelstelling van een overspanning van 30 m te bereiken, blijkt het materiaal versterkt te moeten worden. Een voorgestelde proefboog is in verband met de kosten voorlopig niet aan de orde.

Veiligheid

Th. van der Lijke, J. Koenis, L. van Mansveld, Geotechniek 2005, nr. 2, p 50

In 2001 is het Europese thematische netwerk GeoTechNet van start gegaan. Werkgroep WP4 heeft de veiligheid en gezondheid in de geotechniek onder de loep genomen. Binnen Europa vinden de meeste beroepsongevallen plaats bij de bouw. Een belangrijk deel hiervan is gerelateerd aan geotechnische werkzaamheden. WP4 komt met vijf aanbevelingen: ontwikkeling van een Europees rapportagesysteem voor ongevallen; ontwikkeling van communicatiemiddelen en training van bouwplaatspersoneel; 3D-modellering om de dynamiek van de bouwplaats voortdurend zichtbaar te maken en preventieve maatregelen op te baseren; on-line monitoring van werkomstandigheden gekoppeld aan een alarmsysteem; en re-engineering van het bouwproces vanuit het oogpunt van veiligheid.

Vermindering conusweerstand

G. Hannink, Geotechniek 2005, nr. 2, p 40

Op een locatie in Breda zijn vóór en na het installeren van avegaarpalen sonderingen uitgevoerd op vrijwel dezelfde locaties. Dit bood de mogelijkheid om de mate van ontspanning te bepalen die het installeren van avegaarpalen met zich meebrengt. Met deze ontspanning , die tot uitdrukking komt in de conusweerstand, zijn de rekenregel en de paalklassefactoren uit NEN 6743 getoetst. Beschreven is welke reductie de conusweerstand ondergaat bij de installatie. Daarnaast zijn de paalklassefactoren ap en as zo goed mogelijk teruggerekend. Benadrukt wordt dat de resultaten alleen van toepassing zijn op de specifieke omstandigheden in Breda en niet generiek kunnen worden toegepast.

SEA anker

T. Visser, E. Diepstraten, Geotechniek 2005, nr. 2, p 35

Offshore productie van olie en gas verplaatst zich naar steeds grotere waterdiepte. Daarvoor zijn drijvende platforms nodig die met ankers op hun plaats worden gehouden. Een nieuw type anker met een gunstige gewicht/houdkracht-verhouding is het Suction Embedded Anchor (SEA). Met modelproeven (o.a met laponiet, een doorzichtige gel met kleiachtige eigenschappen) en veldproeven met een anker op schaal 1:5 zijn de eigenschappen experimenteel bepaald. De conclusies zijn dat de afstand die nodig is om het anker te openen 1.3 maal de ankerdiameter is. Hiermee is de installatiediepte nauwkeurig bekend. Verder is de houdkracht betrouwbaar te voorspellen uit de kracht die nodig is om het anker te openen.

Metro Amsterdam

P.J.C.M. de Kort, Geotechniek 2005, nr. 2, p 26

Voor de stations van de N/Z-lijn worden diepwanden tot meer dan 40 m onder het maaiveld gemaakt. Het artikel gaat in op een aantal technische uitvoeringsaspecten. Bij de voorbereidende werkzaamheden stond het verwijderen van obstakels centraal, in het bijzonder restanten van oude kades, alsmede de benodigde grondverbetering (met o.a. de mixed-in-place methode) daarna. De overwegingen om te ontgraven met hydraulische grijpers en niet door middel van frezen worden toegelicht. De betonkwaliteit is experimenteel verbeterd lopende het project om problemen met snelle uitharding en het omlopen van het zeer vloeibare beton te verhelpen. Om de tunnelboormachine te zijner tijd de diepwand te kunnen laten doorboren, is daar ter plaatse glasvezelwapening toegepast.