De werkgroep “Politiek en DV techniek” analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert onafhankelijke feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs.

De werkgroep heeft onderstaande aanbevelingen voor de Defensienota 2018. Deze zijn opgesteld op basis van openbaar beschikbare stukken en kennis en ervaring op het gebied van defensietechnologie. De aanbevelingen betreffen uitsluitend technologische of daarmee verband houdende aspecten.

Vanuit het perspectief van de werkgroep is Defensie de laatste decennia niet alleen achter geraakt bij de technologische ontwikkelingen in de rest van de maatschappij, maar ook bij de interactie die in de moderne maatschappij is gegroeid tussen ontwikkelaars en gebruikers van technologie, tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers, en bij de inzet van financiële middelen. De bezuinigingen, inkrimpingen van personeel en de vele reorganisaties hebben op bestuurlijk niveau ongewild geleid tot een intern gerichte oriëntatie, terwijl de maatschappij en ook de technologische sector veel opener en interactiever is geworden.
Defensie zou beter dan nu in de maatschappij geïntegreerd moeten zijn en daarmee kunnen bijdragen aan het innovatieve klimaat en de kenniseconomie in Nederland. Defensie heeft dit zelf ook al vastgesteld en werkt aan een adaptieve krijgsmacht. Deze ontwikkeling is in de uitvoering tot op heden echter vooral gericht op personeel.

Deze en andere ontwikkelingen zijn voor de werkgroep aanleiding voor onderstaande aanbevelingen. Zij kunnen richting geven aan de wens voor nieuw denken, die in de de politiek, de Haagse staven en elders in de defensiesector vaak wordt gehoord.

1. Materieel interactief met bedrijven en kennisinstituten ontwikkelen en aanschaffen om weer over hoogwaardige en relevante militaire capaciteiten te kunnen beschikken
Het huidige kopen-van-de-plank beleid en de beperkte budgetten voor technologie- en systeemontwikkeling hebben tot gevolg dat de Nederlandse krijgsmacht technologisch steeds verder achterloopt. Nieuwe systemen van-de-plank zijn bij de aankoop immers al verouderd. De meeste andere vooraanstaande landen geven wel richting aan ontwikkeling van belangrijke systemen voor hun krijgsmacht. Door intensieve en effectievere samenwerking met bedrijven en kennisinstituten zou Defensie weer over de meest geavanceerde systemen kunnen beschikken.
Daarbij is van belang dat opgebouwde technologische kennis bij kennisinstituten, startups en grotere bedrijven behouden blijft en daadwerkelijk wordt omgezet in bruikbare producten die geschikt zijn voor Defensie. Voor Defensie is het van belang om het niet te laten bij experimenten en kleinschalige ontwikkeling, maar ook tot brede toepassing van kennis en producten te komen (scale-up). Stimuleren van kennisontwikkeling en startups alleen is daarvoor niet voldoende.

2. Ontwikkeling en aanschaf van materieel financieren op basis van gebruik
Grote investeringen in defensietechnologie en materieel hoeven niet altijd vooraf betaald te worden met belastinggeld. In alle andere sectoren van de economie worden effectievere financieringsvormen gehanteerd. Betalen voor gebruik is de norm bij de ontwikkeling en inzet van technologie. Daardoor kan veel efficiënter met geld worden omgegaan. Bovendien is het is beter voor de continuïteit en stabiliteit van de Defensie begroting. Ook is het mogelijk om hiermee de life cycle costs van systemen te beperken. Intensieve samenwerking met de financiële sector biedt aanvullende mogelijkheden om technologie in spin-off activiteiten te valoriseren en daarmee een bijdrage te leveren aan de kenniseconomie.
Dit concept past uitstekend binnen bestaand beleid als de Adaptieve Krijgsmacht, de Defensie Industrie Strategie (DIS) en Innovatieve Financiering (Innofin). Het  moet echter wel integraal worden aangepakt en voortvarend uitgevoerd.

3. Technische kennis versterken om goede beleidsbeslissingen en beslissingen over materieel te kunnen nemen
Besluiten over verwerving, instandhouding en afstoting van materieel en het daarvoor noodzakelijke personeel kunnen niet zonder gedegen kennis en ervaring worden genomen. Informatie uit wetenschap en techniek, van andere krijgsmachten en van fabrikanten moet worden vergaard, geïnterpreteerd en geëvalueerd. Dat ligt meer aan de basis van een goede lange-termijn keuze dan financiële en juridische informatie. Daarbij is onderlinge kruisbestuiving en controle van technici noodzakelijk. Sinds 2003 is het kennisniveau bij de DMO en operationele commando’s teruggebracht tot een (veel) te laag niveau. Het directe risico daarvan is kosten- en tijdsoverschrijding van projecten. Indirect kan het veiligheidsrisico's tot gevolg hebben en op langere termijn leiden tot niet-effectieve wapensystemen die voor veel geld op niveau gebracht moeten worden.

4. De Operationele Energie Strategie (OES) aansluiten op maatschappelijke en internationale ontwikkelingen
In de huidige OES staan streefdata voor 2030 en is afwachten van technologische doorbraken een van de belangrijkste beleidsuitgangspunten. Na het klimaatakkoord van Parijs (2015) ontwikkelen de maatschappelijke eisen m.b.t. duurzaamheid zich veel sneller dan in het OES beleid is opgenomen. Daarnaast hebben de nu voorgenomen grote vervangingsprojecten hebben een lange levensduur, soms tot 2065 of daarna. Het is onwaarschijnlijk dat fossiele en andere vervuilende brandstoffen tegen die tijd nog worden gebruikt of zelfs voorhanden zijn. Vooral bij deze grote projecten is het daarom noodzakelijk om te anticiperen op toekomstige energie-ontwikkelingen.  

5. Verdediging tegen exo-atmosferische ballistische raketten completeren
Een van de belangrijkste prioriteiten van de NAVO is de verdediging van Europa tegen ballistische raketten. De Nederlandse LCF schepen beschikken over een unieke inherente technologische capaciteit deze dreiging het hoofd te bieden. Met beperkte inspanningen kan deze technische voorsprong worden verzilverd. De militair strategische en technologische waarde van deze bijdrage is vele malen groter dan de benodigde investering.

6. De investeringsquote verhogen tot 30% of meer
De thans nagestreefde investeringsquote op de langere termijn is feitelijk maximaal 20%. Dit wordt gezien als het minimum om het materieel op peil te houden. In Duitsland is de investeringsquote voor zover bekend echter al jaren 30%. Het maximum van 20% in Nederland is ook te laag om de achterstand van de afgelopen 20 jaar in te lopen.
Er is alle reden voor om in de toekomst een hogere investeringsquote na te streven. Door minder personeel, meer automatisering, meer uitbesteding van taken verandert de balans tussen de materieel en de overige kosten. Snelle veroudering van ICT en C4I systemen speelt daarbij ook een rol. Het verdient aanbeveling de investerings quote in deze kabinetsperiode te laten groeien naar 30%.

7. Internationale materieel-samenwerking op specifieke landen richten en industrie-samenwerking stimuleren
Voor verbetering van industriële samenwerking zijn positieve prikkels vanuit de overheden naar de industrie noodzakelijk. Alleen dan zullen bedrijven hun zakelijke belangen op samenwerking richten. Een moreel beroep op samenwerking en vormen van dwang helpen niet. Hierbij is een gericht en selectief investerings beleid noodzakelijk om de technologische voorsprong in Nederland te behouden.
Het is aan te bevelen om samenwerking tussen overheden vooral te richten op landen waarmee intensief operationeel wordt samengewerkt. Met zulke landen is harmonisatie van eisen veel eenvoudiger te realiseren dan multilateraal in NAVO of EU verband. Dat kan per krijgsmachtdeel verschillen. Vergroten van de interoperabiliteit en de operationele samenwerking en verbondenheid versterkt de kans op effectieve samenwerking tussen de betrokken lidstaten.

8. Tot slot - tijdig inspelen op mondiale ontwikkelingen
De technologische ontwikkelingen in vriendschappelijke en potentieel vijandelijke krijgsmachten gaan razendsnel. Wapens die kunnen worden ontwikkeld komen er ook, zeker in minder stabiele en niet-democratische landen. Door sneller en slimmer te zijn voorkom je dat je tegenstander (regulier of irregulier) zijn overmacht kan inzetten. Naar onze waarneming blijft de Nederlandse defensie echter steeds verder achter.  
We zien rail-guns (China), onbemande schepen (VS), High Energy Laser (VS), ballistische en nucleaire wapens (Iran, Noord Korea), ultrasnelle raketten (Rusland, China), autonome wapensystemen (Rusland, VS), cyber (overal) en nog veel meer. Toepassing van technologie wordt steeds meer mondiaal, met name in de ICT. Bij deze ontwikkelingen sluit Defensie niet aan of heeft er geen antwoord op.

_____________________________
Den Haag, 19 februari 2018
Meer informatie over de werkgroep Politiek en Defensietechniek vindt u via deze link.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: politiektechniek@kividv.nl 
Wilt u de commentaren en adviezen van de werkgroep per email ontvangen? Meldt u dan aan voor onze mailinglist.
Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden.
Als onderdeel van de beroepsvereniging KIVI is de werkgroep onafhankelijk van politieke partijen, overheden en bedrijven. 
Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaard geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht.

Foto: Jesterhat84 via wikimedia (CC BY-SA 3.0 NL) 

 

 

web stats