Op vrijdag 28 oktober jl. hield de KIVI Kerntechniek een drukbezocht symposium met ruim 100 deelnemers over de vraag wat er nodig is om de plannen van de Nederlandse overheid voor de bouw van nieuwe kerncentrales te kunnen realiseren. Om deze vraag te kunnen beantwoorden had het bestuur van Kerntechniek een breed scala van experts uitgenodigd om hun licht over de plannen te laten schijnen.

André Faaij (TNO Energietransitie) betoogde dat  alle technologieën nodig zijn en dat kernenergie de totale kosten voor een CO2-vrije energievoorziening merkbaar kan verlagen. Kernenergie is vooral een oplossing voor het toekomstige ruimtegebrek op de Noordzee bij toekomstige uitbreiding van het aantal windparken op zee.

Rüdiger König, een consultant met ervaring bij o.a. Jacobs en RWE, beschreef de problemen waarmee nieuwbouwprojecten  in Europa kampen. Hij pleitte voor een sterke rol van de overheid die de randvoorwaarden schept en onderstreepte de noodzaak van een goed organisatiemodel. De huidige wijze van organiseren leidt vaak tot problemen, met name in de interactie tussen klant, toeleveringsketen en regelgever.

Geert-Jan de Haas (NRG) beschreef de uitdagingen voor de nucleaire sector op de arbeidsmarkt. Realisatie van alle plannen vraagt om een toename van het aantal werknemers bij de nucleaire bedrijven in Nederland met 60%. Dit, en de vergrijzing van de sector, vraagt om een intensivering van het onderzoeks- en onderwijsprogramma waarbij ook een rol is weggelegd voor het MBO en HBO.

Bram-Paul Jobse, CFO van de EPZ, schetste de Nederlandse energiepuzzel die de komende jaren opgelost moet gaan worden. EPZ wil operator worden van twee nieuwe kerncentrales in Borssele; daar is ook ruimte voor. De inzet van EPZ is een bewezen concept dat in Nederland vergunbaar is zonder dat het concept aangepast hoeft te worden. Om die plannen te kunnen realiseren – EPZ heeft hiervoor niet de financiële middelen - zoekt EPZ partners. Voor de langere termijn wordt nagedacht over SMR’s ten behoeve van de industriële activiteiten in Zeeland.

Rick Bulk, teamleider ‘Vergunningen’ bij de  ANVS, ging in op het vergunningstraject voor nieuwe kerncentrales. Dankzij het PALLAS-project is de ANVS, meer dan andere regelgevers in Europa, goed  voorbereid voor de vergunningstrajecten van nieuwe kerncentrales. Het vergunningstraject begint met een voortraject van 2 jaar voor oordeelsvorming en wordt gevolgd door een formele procedure van 6 maanden voor besluitvorming. Dat resulteert in een kennisgeving ontwerpbesluit waarop zienswijzen kunnen worden ingediend. Een aantal SMR-concepten zijn overigens voor 90% bewezen technologie en zijn daarmee vergunbaar in Nederland.

De bijeenkomst werd afgesloten met een presentatie van Claude Jaouen van het consultancy bedrijf Nuclear-21 over de vijf  stappen of kritische succesfactoren die bepalend zijn voor de ‘readiness’ van nucleaire projecten:

  1. Regelgeving/vergunningen: wees voorbereid en onderschat de tijdsbesteding niet. Zo moet het laten vergunnen van een bestaand concept in een nieuw land moet gezien worden gezien als een First-Of-A-Kind.
  2. Rijpheid van een ontwerp: geen detailontwerp  tijdens het bouwen nog detailontwerp
  3. Voorbereiding van toeleveringsketen: er is een gebrek aan getraind arbeidspotentieel en fabrikanten van gekwalificeerde componenten in Europa.
  4. Programma management: maak goede afspraken  over wie de rol heeft van eigenaar, operator en contractor, en wat die rollen precies inhouden. Ervaring is cruciaal.
  5. Infrastructuur, competenties en training: dit sluit aan bij eerdere presentaties.

In zijn ogen zou een nieuwe, grote kerncentrale in Nederland op zijn vroegst in 2035 kunnen draaien. Een watergekoelde SMR zou mogelijk iets eerder kunnen

Het bestuur van Kerntechniek kijkt terug op een levendig, energiek symposium. Deelnemers en sprekers zien een goede toekomst voor kernenergie in Nederland maar iedereen is zich bewust van de vele uitdagingen, vooral bij het mobiliseren van de arbeidsmarkt. Genoeg stof tot nadenken én voor een nieuw symposium in de nabije toekomst.