Museum Boerhaave is het Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen en van de Geneeskunde. Op dit moment is museum gesloten vanwege een ingrijpende renovatie van het museumgebouw.  Dat biedt de kans de vaste presentatie te vernieuwen. Bij de heropening, eind 2017, krijgt de collectie in het heringerichte museum een thematische indeling. Eén van de vijf thema’s is ‘techniek’. Die keuze is ingegeven door de wens techniek, in het bijzonder die verbonden aan waterbeheer, elektrische stroom en ICT, expliciet te laten zien.

De ‘onzichtbare technicus’ is als fenomeen aan de orde gesteld door de wetenschapshistoricus Steven Shapin (‘The Invisible Technician, American Scientist, 77 (6) 1989, pp. 554-563), en door Kees le Pair, oud-voorzitter van de STW (Stichting Technische Wetenschappen) in zijn boek De toekomst achter ons (BètaText, 2011). Die voorbeelden uit Museum Boerhaave zoals het was illustreren deze veronachtzaming.

Ten eerste is dat de slingerklok van Christiaan Huygens uit 1656. De slingertijd hangt een klein beetje af van de uitwijking van de slinger, en dit cumulatieve effect maakt een slingerklok onnauwkeurig. Christiaan Huygens kwam met een geniale oplossing: ‘wangetjes’ aan weerszijden van het ophangpunt in de vorm van een cycloïde (de figuur van een ventiel van een rijdende fietsband) zorgen ervoor dat de slingertijd steeds dezelfde blijft. Dat is theorie. In de praktijk was het aan de Haagse klokkenmaker Salomon Coster om zo’n slingerklok-met-wangetjes te bouwen. Hoe hij dat deed, en welke moeilijkheden hij had te overwinnen, blijkt als je zo’n klok nabouwt. Die kans kreeg Museum Boerhaave in 2007 toen IBM een supercomputer aan de UvA leverde en bij de overdracht een cadeautje wilde geven. Dat werd een replica van de Costerklok (een computer heeft een kloksnelheid). Door die opdracht weten we veel meer van de techniek van die klok, en hebben we er een mooi verhaal voor de bezoeker bij.

Tweede voorbeeld: het Leids Fysisch Kabinet van Jacob Willem ’s Gravesande.  Toen deze Leidse hoogleraar in Engeland Newton bezocht en kennis maakte met de Principia, besloot hij de wetten van Newton in zijn colleges te behandelen aan de hand van demonstraties. Centrifugaal-toestellen, hefbomen, luchtpompen, botsende kogels: het kwam allemaal langs. Het bouwen van die instrumenten kwam voor rekening van de gebroeders Musschenbroeck, die aan het Rapenburg vlakbij Academiegebouw en bibliotheek hun werkplaats ‘d’Oostersche Lamp’ hadden, genoemd naar een favoriet product voor de gewone markt. Het samenspel tussen onderzoeker en instrumentmaker verdient expliciete aandacht.

Derde voorbeeld: de instrumentmakersopleiding van Heike Kamerlingh Onnes. Toen deze koude-pionier zijn lage temperaturenlaboratorium opbouwde, met als grote successen de vloeibaarmaking van helium in 1908 en de ontdekking van supergeleiding in 1911, kon dat alleen zo geweldig slagen dankzij technische assistentie op topniveau. Kamerlingh Onnes had daartoe een interne opleiding tot instrumentmaker in het leven geroepen, die in 1901 in de officiële oprichting van de LiS resulteerde. Leerlingen van die school kregen een gedegen en zeer gevarieerde opleiding, volgens ’s avonds theorie en konden na drie jaar overal terecht. Gerrit Jan Flim, een bakkerszoon uit Hellendoorn met gouden handjes, klom zo op tot chef van het cryogeen laboratorium. De school bestaat nog steeds, is zeer succesvol en december 2016 opende de Koning een nieuwe vleugel. Terugkomend op supergeleiding: in 1912 wikkelde Kamerlingh Onnes van looddraad zijn eerste supergeleidende spoel. Na de nodige slagen, zowel op theoretisch als technisch vlak, resulteerde dat eind jaren zeventig in de eerste MRI-scanner. Soms duurt het een tijdje eer een stap vooruit op fundamenteel wetenschappelijk gebied resulteert in een praktische toepassing.

Les voor de politiek: fundamenteel onderzoek loont, maar je kunt de toepassingen niet bestellen! Philips topman Hendrik Casimir sprak van de ‘wetenschap-technologie spiraal’:  nieuwe technologie helpt de wetenschap vooruit, en die nieuwe wetenschap leidt weer tot betere en krachtiger techniek.

In het vernieuwde Museum Boerhaave schenken we niet alleen aandacht aan de techniek van het verleden, op diverse plaatsen in de Boerhaavezaal, waar het thema techniek een plaats krijgt, willen we de bezoeker meenemen naar het front. Zo laten we een qubit zien, geleverd door QuTech van de TU Delft, en ook een Extreme Ultra Violet-spiegel die ASML op dit moment gebruikt in zijn machines voor chipproductie. Met zulke partners laat het museum bovendien zien dat het maatschappelijke betrokkenheid hoog in het vaandel heeft.

Tot ziens in het nieuwe Museum Boerhaave,

Dirk van Delft, directeur

Programma

 -  uur Broodje (tegen betaling €10,00)
 -  uur Ontvangst en koffie / thee
 -  uur Lezing 1e deel en vragen
 -  uur Korte pauze
 -  uur Lezing 2e deel en vragen
 -  uur Netwerken, drankje etc.