Tijdens een druk bezochte nieuwjaarsbijeenkomst kregen we een uitgebreide en boeiende voordracht door de heer Martin Bunnik over het ontstaan van de Amsterdamse Duinwater Maatschappij bij Leyduin op de grens van Heemstede en Aerdenhout. Op deze locatie doorliep Martin zijn eerste stage en heeft daar een passie voor het waterleidingbedrijf aan overgehouden. Maar er nooit gewerkt, want na zijn studie begon hij als ontwerper van proces automatisering systemen en op latere leeftijd was hij project en kwaliteit manager in de procesindustrie en railinfrastructuur.

Na zijn pensionering is hij actief onder meer in de Historische Vereniging Heemstede Bennebroek met het doen van historisch onderzoek, het publiceren van artikelen en het geven van lezingen en rondleidingen.

Onder andere getriggerd door het TV-programma over de ‘IJzeren eeuw (Amsterdam die kolere stad)’ – waarin beweringen werden gemaakt die niet correct waren – heeft Martin zich in 2015/2016 verdiept in de geschiedenis. Met name over de rol van Jacob van Lennep bij het ontstaan en bij de bedrijfsvoering van het Amsterdamse waterleidingbedrijf waren er nogal wat anekdotes en uitspraken in verschillende publicaties die onlogisch waren.

Titel en subtitel van de lezing: Drinkwaterperikelen van Amsterdam – 'Hoe gerust moet het konijn, dat nooit water drinkt, op aarde zijn' (verzuchtte een Amsterdammer na het zoveelste probleem met het waterbedrijf).

De stad Amsterdam had maar één probleem lezen we in een historische beschrijving uit 1663: het stonk er als de hel. De grachten functioneerden als een open riool waar van alles in dreef zoals dode dieren en de inhoud van duizenden privaten. Het drinkwater voor Amsterdam werd met schepen uit de Vecht aangevoerd omdat de Amsterdamse grachten te vervuild waren om er goed drinkwater van te maken. Maar de armen konden dit water nauwelijks betalen en waren op de gracht of de regenton aangewezen met als gevolg dat vele Amsterdammers bezweken aan tyfus en Cholera.

Steeds opnieuw werden door het Amsterdamse stadsbestuur plannen ontwikkeld om de situatie te verbeteren maar van de uitvoering kwam niet veel terecht. Het beste was de stad te ontvluchten door een buitenplaats te kopen, maar dat was natuurlijk iets dat alleen de rijkere laag van de bevolking zich kon permitteren. In 1845 ontstond een plan om met behulp van de modernste technieken, bedacht door ingenieur C.D. Vaillant (niet Jacob van Lennep), duinwater van Heemstede naar Amsterdam te brengen. In 1851 is met de werkzaamheden begonnen. De Oranjekom werd gegraven en aan de Leidsevaart werd in die tijd een zeer modern stoompompstation gebouwd dat het water door gietijzeren buizen naar de hoofdstad bracht. Op 12 december 1853 kon iedere Amsterdammer bij de Willemspoort (nu Haarlemmerpoort) voor het eerst het zuivere duinwater voor 1 cent de emmer kopen. Het begin van de openbare drinkwatervoorziening in Nederland was een feit. Door de verbeterde hygiëne nam het aantal Amsterdammers dat bezweek aan de tyfus en cholera sterk af.

In 1896 werd de private Amsterdamse Duinwater Maatschappij overgenomen door de gemeente Amsterdam. In het begin van de 20e eeuw kwam de directeur Ir. Pennink met het voorstel om het duingebied met voorgezuiverd Rijnwater te irrigeren om het binnendringen van zilt water tegen te gaan. Na vijftien jaar felle discussies tussen gemeenteraad en directeur maar ook binnen de top van het bedrijf, werd het voorstel afgewezen en de directeur eervol ontslagen. Hij kreeg niet zijn gelijk maar had het wel, want uiteindelijk werd in 1954 een 78 kilometer lange transportleiding vanaf het Lekkanaal aangelegd om zoet Rijnwater te irrigeren in het gebied van de Amsterdamse Waterleidingduinen.

Tijdens de lezing werden historische foto’s, tekeningen, processchema’s en kaarten getoond over de ontwikkeling van het waterleidingbedrijf tussen 1851 en 2019. Een compliment voor Martin Bunnik was dat aanwezige drinkwaterspecialisten hem wel konden aanvullen, maar niet corrigeren.