De werkgroep “Politiek en Defensie & Veiligheidstechniek” analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs.

Op basis van openbaar beschikbare informatie heeft de werkgroep onderstaande observaties over de op 1 november 2016 door de Minister van Defensie gepubliceerde Strategische Kennis en Innovatie Agenda (SKIA) 2016-2020

Algemeen
Het na vijf jaar weer uitbrengen van een nieuwe Strategische Kennis en Innovatie Agenda is een goede stap om de gewijzigde ontwikkelingen in Nederland en de rest van de wereld te volgen. Er moet daarbij voor worden gewaakt dat de inhoudelijke omvang nog politieke relevantie heeft. Dit geldt nationaal, maar ook voor de omvang van de internationale samenwerking. Het zou interessant zijn om te weten op welk nationaal en internationaal budget deze SKIA van toepassing is.

Pag. 11-12. Speerpunten
De genoemde speerpunten zijn zeer interessante kennisgebieden waar heel veel onderzoek en ontwikkeling mogelijk is. Ze zijn echter alle gericht op de zachte kant en interne aspecten van Defensie.  In het commentaar op de EU Global Strategy heeft KIVI via EDTA ook al aangegeven dat in de toekomst waarschijnlijk ooit weer “hard power” nodig zal zijn.  Advanced sensors; artificial intelligence; command & control; low probability of intercept communication; beheersing van het elektromagnetisch spectrum; remotely piloted systems (air, land, sea and underwater); advanced materials; biotechnology; kinetic interceptors, advanced training facilities en een effectieve onderliggende informatie-infrastructuur zijn in de toekomst waarschijnlijk van belang en kunnen vaak niet van de plank worden gekocht. Bovendien is kennis op deze gebieden nodig om een goede verwervingsstrategie te kunnen uitzetten en uitvoeren.

Pag. 16. Een inclusief en consultatief proces
In het document wordt vooral uitgegaan van verbindingen binnen de Defensie-sector: de “eigen” kennisinstituten TNO D&V, NLR, MARIN en het bij de stichting NIDV aangesloten bedrijfsleven.
In de maatschappij zijn echter veel meer innovatie-actoren en innovatie methodieken die goed kunnen aansluiten bij de sector: universiteiten (bijv. TU’s), valleys (zoals automotive-technologie in Eindhoven en Nanotechnologie in Enschede), bedrijfs-sectoren (zoals de groene energiesector en de maritieme industrie).

Pag. 17. Van ambitie naar actie
Kennisnetwerken kunnen een uitstekend platform bieden voor brede kennisdeling – en verwerving van kennis – tussen actoren die geen directe hiërarchieke, functionele of contractuele binding hebben. Op sommige technologiegebieden Defensiebreed, op andere met betrokkenheid van kennisinstituten en bij de NIDV aangesloten bedrijven uit de defensiesector. Op weer andere gebieden is juist kennis buiten de sector relevant, zowel van universiteiten als van grote bedrijven en MKB. Het lijkt effectief om universiteiten en bedrijven van buiten de Defensiesector op relevante onderwerpen te laten deelnemen deelnemen aan kennisnetwerken,

Pag. 20. Derde alinea
In deze alinea wordt aangegeven dat bij kansrijke kritische technologieën “de industrie in beginsel meefinanciert”. Vastgesteld moet echter worden dat “industrie” conceptueel in de maatschappij geen “financieringsfunctie” heeft. Alleen vermogende industrieën zijn zelf tot mede-financiering in staat. Het “ecosysteem” van Defensie zou beter toegankelijk gemaakt moeten worden voor minder kapitaalkrachtige bedrijven en het MKB, met als doel de industriële basis van de sector te verbreden en te versterken.

Pag. 23. Speerpunt groeiende verbondenheid met de maatschappij
Zie commentaar hierboven op pagina 16

Pag. 30/31 Innovatiedoel flexibeler gereedstellen.
Het losweken van de militaire gereedstelling als “productieproces” binnen de vredesbedrijfsvoering en het koppelen aan een van de militair-strategische functies is een goed uitgangspunt. Maar dat vraagt echter niet om technologische innovatie, maar om culturele en organisatorische innovatie. De sterke centralisatie en het buiten de krijgsmacht plaatsen van ondersteunende diensten zoals de informatievoorziening tezamen met de overheersende beheerscultuur leggen de flexibiliteit aan banden en beperken momenteel het technologisch potentieel. Het is niet duidelijk hoede kennisprioriteit "big data" hierop aansluit.

Pag.31. Kennisprioriteit big data.
Big data is een belangrijke nieuwe ontwikkeling in de gehele maatschappij. Het Kooy symposium 2016 van KIVI en partners heeft geleerd dat big data in de militaire sector complexer is dan in veel andere sectoren van de maatschappij. Reguliere bedrijven en marktonderzoekers zoeken in big data naar de spreekwoordelijke speld in de hooiberg. Voor militair gebruik moet naar de speld worden gezocht in vele hooibergen, waarbij zelfs het vinden van de juiste hooiberg al een lastige opgave is. De werkgroep ondersteunt deze kennisprioriteit van harte indien bij de uitwerking deze militaire focus wordt aangebracht.
Noot: Big data wordt volgens de kennisprioriteit gebruikt voor de strategische anticipatiefunctie, maar big data is per definitie niet te begrenzen voor één specifieke functie.

Pag. 32 en 33. Wapeninzet op maat
De vaststelling dat de krijgsmacht vooral gefocust moet worden op tegenstanders die zich bedienen van hoogwaardige hybride oorlogvoering is wellicht wat beperkt en gericht op gebeurtenissen in het nabije verleden. Deze bieden vermoedelijk geen garantie dat tegenstanders in de toekomst uitsluitend laag in het geweldspectrum opereren.
De bijbehorende kennisprioriteit doet nu afbreuk aan de noodzaak om ook tegenstanders in het hogere en hoogste deel van het geweldspectrum aan te kunnen.

Pag. 39. Systeem en systeemintegratie
In de noot over het zelfscheppende marinebouw cluster staat dat het cluster in staat wordt geacht de integratievraagstukken aan te pakken. Dit is geen vanzelfsprekendheid meer.
De werkgroep ondersteunt de bijbehorende kennisprioriteit daarom van harte, mede omdat het asynchrone ontwikkeling en internationale samenwerking mogelijk maakt. Ref. “Naval Combat Systems in the future - Imagine it is 2050”, J. Wind, P.S. Rouffaer, Marineblad, December 2004

Pag. 40 en 41. Man-machine-teaming
Er komen in de nabije toekomst véél meer autonome of semi-autonome systemen in de maatschappij. Ook voor Defensie. Een focus op vertrouwen van de mens in de mogelijkheden van machines voor militair gebruik en beheersbaarheid daarvan ondersteunt de werkgroep van harte.

Pag. 43. Open innovatie in eco-systeem
De beschrijving wekt de indruk dat er twee gescheiden werelden bestaan: open innovatie in het eco-systeem en gesloten militaire innovatie. Er is echter een belangrijke wisselwerking: spin-in van civiele innovaties naar toepassingen voor militair gebruik en ook spin-out uit de gesloten innovatie naar de rest van de maatschappij. Dit wordt ook dual-use genoemd. Het is van belang om meer in te zetten op dual use. Enerzijds om zoveel mogelijk gebruik te maken van ontwikkelingen in de rest van de economie. Anderzijds om ontwikkelingen in opdracht van Defensie beschikbaar te maken voor de maatschappij zodat er  – binnen goed gedefinieerde grenzen – afgeleide producten kunnen worden ontwikkeld.

Pag. 44. Eindgebruiker als innovator
Het eco-systeem bestaat anno 2016 niet alleen uit de traditionele gouden-driehoek van overheid, kennisinstituten en defensie-industrie. Op deze pagina wordt terecht vastgesteld dat eindgebruikers in Defensie en bedrijven buiten de defensiesector ook een rol kunnen vervullen. Zoals eerder aangegeven zou participatie in kenniswerken van Defensie aan deze samenwerking een bijdrage kunnen leveren. KIVI als vereniging van álle ingenieurs wellicht ook. Opgemerkt wordt dat participatie van eindgebruikers in het marinebouw cluster al zeer veel jaren de norm is.

Pag. 47 en 48. Snellere innovatiecycli
Aanpassen van de Defensie-organisatie aan de veel snellere innovatie in de rest van de maatschappij ondersteunt de werkgroep van ganser harte. Bureaucratie en top-down sturing belemmeren effectieve en snelle technische innovaties in grote delen van de krijgsmacht ernstig.

Pag. 49. SMART samenwerking met Noorwegen
Hier wordt aangegeven dat er een nieuw samenwerkingsverband met Noorwegen wordt opgezet en geïntensiveerd. Met name ook op CBRN gebied.Op dit gebied werd jarenlang zeer intensief samengewerkt met Zweden. Het is niet duidelijk of deze samenwerking nog wordt voortgezet.

Pag. 49-51. Internationaal
Internationale samenwerking omvat slechts een zeer klein deel van het voor R&D beschikbare deelbudget van Defensie. Deze paragraaf doet echter vermoeden dat deze samenwerking sterk zal worden uitgebreid.

Pag. 55. Venster op de toekomst
Technology Watch en Assessment is in de defensiesector steeds belangrijker. Zeker waar spin-in van civiele technologie voor defensietoepassingen mogelijk is kan dit tot kostenbesparingen leiden. Dit is inderdaad een activiteit die zeer goed internationaal kan worden ingebed. Landen kunnen speerpunten aangeven en waar nodig hun bijdrage leveren. De werkgroep steunt de in deze paragraaf gekozen uitgangspunten en plannen van harte.
Met de opkomst van o.a. FRONT en AIR en de decentralisatie van functies in het kennisdomein naar HDB, CDS, DMO, NLDA, OPCO’s en diverse andere organisatiedelen moet het risico op versnippering van kennis worden tegengegaan. Kennisnetwerken op specifieke focusgebieden kunnen hiervoor een oplossing bieden.
 

 

_____________________________

Den Haag, 2 december 2016
Meer informatie vindt u op de webpagina van de werkgroep Politiek en Defensie & Veiligheidstechniek.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: dv@kivi.nl  of T: 071 7113973 

Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden. Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaard geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht. 

 

web stats