Geotechniek 2010, nr. 1

Bouwkuip van project Le Carrefour te Leiden (deel 2)

Door: M.P. Rooduijn, Geotechniek nr. 1, Januari 2010, pagina 34.

Dit artikel betreft het tweede deel over de metingen en de analyses bij de bouw van een 2-laags parkeergarage onder het gebouw Le Carrefour te Leiden. Trillingsrisico- en deformatieanalyses wezen uit dat door de korte afstand van de werkzaamheden tot de sporen een verhoogde kans op schade en zakking te verwachten was. Teneinde deze risico's beter beheersbaar te houden, is een intensief monitorings- en actieplan opgezet en zijn beheersmaatregelen voor de uitvoering getroffen. Uit toetsing van de trillingsniveaus bleek dat door het trillen van de damwanden en het heien van de palen nauwelijks overschrijdingen van de grenswaarden zijn opgetreden. Ook de gemeten deformaties van de keerconstructie en de sporen, door ontgraven en leegpompen van de bouwkuip, waren kleiner dan voorspeld. Teneinde een verklaring te vinden voor de verschillen tussen de prognoses en de metingen zijn de nadere analyses uitgevoerd. Geconcludeerd kan worden dat de verwachtingswaarden van de maaiveldzakkingen uit de trillingsprognoses beter aansluiten bij de gemeten maaiveldzakkingen en dat de deformatieanalyses met het PLAXIS HS Small Strain model beter stroken met de gemeten deformaties. 

Schuifsterkteparameters in de stabiliteitsanalyse van dijken

J.D. Stoop, Geotechniek nr. 1, Januari 2010, pagina 38.

Resultaten van dijktoetsingen op macrostabiliteit en de benodigde omvang van versterking van dijken die op macrostabiliteit zijn afgekeurd hangen onder andere af van de aangehouden schuifsterkteparameters van in en onder de dijk onderscheiden grondlagen. Bepaling van die schuifsterkteparameters is nog regelmatig onderwerp van discussie. Gezien de maatschappelijke kosten en impact van dijkversterkingen is het bestaande gebrek aan eenduidigheid op dit punt voor de waterkeringbeheerder soms ongemakkelijk wanneer beslissingen over noodzaak en omvang van dijkversterkingen moeten worden genomen. Dit artikel geeft een overzicht van de bestaande onduidelijkheid en gevolgen daarvan voor de beheerpraktijk. In het verlengde daarvan wordt, op basis van ervaringen uit het lopende programma regionale keringen bij het hoogheemraadschap van Rijnland, een praktische oplossingsrichting aangedragen om op korte termijn tot meer eenduidigheid te komen. Deze oplossingsrichting borduurt min of meer voort op het wat doodgelopen fitfactoren-onderzoek, waarmee het verschil in resultaten tussen celproef en triaxiaalproef werd beoogd te overbruggen. Onderliggende gedachte hierbij is dat het toetsen op macrostabiliteit geen exacte wetenschap is, maar deels ook een ritueel, waarbij op de praktijkervaring geijkte afspraken een belangrijk onderdeel zouden moeten vormen. 

Statnamic proeven op Casing boorpalen (deel 1)

F. Hoefsloot, E. de Jong, K.J. Bakker, Geotechniek nr. 1, Januari 2010, pagina 42.

In november 2008 zijn in de nabijheid van de spoorlijn Woerden-Utrecht een tweetal Statnamic proeven uitgevoerd met behulp van een 16 MN testapparaat. De proeven zijn uitgevoerd op zogenaamde Casing boorpalen die in 2005 door Volker Staal en Funderingen zijn aangebracht.Deze palen met een diameter van 1,65 m zijn nieuw voor de Nederlandse markt. Dit artikel, dat in 2 delen zal worden gepubliceerd, bespreekt de resultaten en de interpretatie van de proeven. Deel 1 behandelt de resultaten en de interpretatie van het ter plaatse van de palen uitgevoerde grondonderzoek, de uitvoering van de Statnamic proeven en de eerste resultaten. Deel 2 gaat in op de interpretatie van de proefresultaten. 

Bodemdaling Hondsbossche en Pettemer Zeewering

F. Schokking en D. Nieuwland, Geotechniek nr. 1, Januari 2010, pagina 50.

In november 2004 vermeldde Floris Schokking van GeoConsult bodemdalingsnelheden ter plaatse van de Hondsbossche Zeewering van meer dan 40 cm/eeuw. In relatie met de in de toekomst verwachte zeespiegelstijging en klimaatverandering is de hierdoor veroorzaakte vermindering van de hoogte van de zeewering zorgwekkend. In dit artikel wordt de juistheid van de hypothese aangetoond, dat de optredende bodemdaling een natuurlijke oorzaak heeft en verband houdt met tektonische en mogelijk andere geologische processen in de diepe ondergrond. Het belangrijkste bewijs voor een neotektonische oorzaak is het periodische karakter van het dalingsverloop van de aangemeten peilmerken van het NAP. Deze duidt op een kleef-slip beweging langs breuken. Dergelijke grote verticale neo-tektonische bewegingssnelheden zijn nooit elders in de wereld op deze wijze geregistreerd en beschreven. De juistheid van de hypothese wordt verder ondersteund door waarnemingen aan geofysische 2D-seismische opnamen afkomstig uit de olieindustrie, door laboratorium onderzoek van bewegingen langs breuken, door historisch geologisch onderzoek en door recent satellietradarinterferometrie onderzoek (remote sensing uit de ruimte). Uitgebreider onderzoek naar de oorza(a)k(en) van de bodemdaling ter plaatse van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering is van belang om voorspellingen over langere termijn te kunnen doen en tevens om inzicht te krijgen in vergelijkbare geologische processen die op andere locaties langs de Nederlandse kust hoge bodemdalingsnelheden veroorzaken. 

Met baggerspecie naar betaalbare veiligheid

E. Besseling, J.L.M. van Leeuwen en E. Berendsen, Geotechniek nr. 1, Januari 2010, pagina 66.

Door baggerspecie toe te passen die de komende jaren verwijderd moet worden uit de Nederlandse watergangen voor dijkversterking, kan honderden miljoenen euro's worden bespaard. Bouwen met baggerspecie is mogelijk door de toepassing van geotextiele tubes als bouwelement. Dit concept richt zich op snelle ontwatering en hoogwaardige toepassing van de baggerspecie. Het zorgt vanwege besparing op stortkosten van baggerspecie en besparing op de inkoop van zand en klei, voor lagere maatschappelijke kosten dan wanneer baggeren en de vergroting van waterveiligheid afzonderlijk op conventionele wijze wordt aangepakt. Daarnaast draagt het concept bij aan beperking van het gebruik van energie en dure primaire grondstoffen. Er worden veel kansen gezien voor toepassing in het buitenland.