Geotechniek 2007, nr. 3

Doeken, matten en zakken

C. Sloots, Geotechniek nr. 3, Juli 2007, pagina 66

Als eerste in een serie interviews met markante personen uit de geokunststoffenwereld wordt een portret geschetst van Kees Mouw, mede-oprichter en erelid van de NGO. Kees Mouw werkte van 1967 tot 1989 bij Rijkswaterstaat, daarna tot 2004 bij KIWA. Ondanks zijn vervroegde uitdiensttreding is hij nog steeds zeer geïnteresseerd in ontwikkelingen op waterbouwkundig gebied en in het bijzonder waar het geokunststoffen betreft. 

Geotextiele zandelementen

E.L.F. Zengerink, Geotechniek nr. 3, Juli 2007, pagina 62

Geotextiele zandelementen worden inmiddels al meer dan 25 jaar toegepast, maar worden toch nog steeds gezien als innovatieve systemen. Juist in Nederland, dat niet de beschikking heeft over breuksteen maar wel over zand, zijn er volop mogelijkheden om deze systemen toe te passen. Er zijn vier verschillende typen elementen: Geobags, Geomatten, Geotextiele tubes en Geotextiele containers. Voor al deze systemen zijn ontwerp- en dimensioneringsregels gegeven in CUR ontwerprichtlijn 217.

Empirische regels voor de interpretatie van sonderingen en het afleiden van mechanische parameters van grond in Vlaanderen

K. Thooft, Geotechniek nr. 3, Juli 2007, pagina 54

Het praktische gebruik van sondeerresultaten en het afleiden van grondkarakteristieken uit deze resultaten plaatst de ontwerpingenieur voor een aantal keuzes. Nagegaan is of bestaande correlaties voldoen voor de Vlaamse grondomstandigheden. Voor de grondidentificatie blijken CUR 162 en Robertson goed te voldoen, afgezien van de identificatie van glauconiethoudend zand. Voor het vastleggen van de schuifweerstandsparameters en stijfheidsparameters worden correlaties voorgesteld, mede op basis van literatuurgegevens. De geselecteerde correlaties zijn geprogrammeerd, zodat men automatisch vanuit de CPT een overzicht kan maken van de diverse grondlagen en hun maatgevende parameters. Het gebruik van gegevens uit de Databank Ondergrond Vlaanderen is hierbij rechtstreeks mogelijk. 

Funderingsontwerp van de SPM Sakhalin-1

M. Huisman, S. Stauttener, Geotechniek nr. 3, Juli 2007, pagina 48

Op zes kilometer uit de oostkust van Siberië is als onderdeel van het "Sakhalin-1"-project een SPM (Single Point Mooring) geïnstalleerd waaraan grote tankers kunnen afmeren om geladen te worden met ruwe olie. De uitdagende combinatie van grote belastingen door ijs en de aangemeerde tanker, met de variërende grondcondities stellen speciale eisen aan het funderingsontwerp van de toren. De funderingspalen zijn uitgevoerd als ingeheide stalen 72" buispaal tot op het gesteente, met daarin een 55" paal in een boorgat tot 30 m onder de zeebodem. Voor het ontwerp is de hele SPM-toren in een EEM-model doorgerekend met het computermodel ANSYS. 

Statistiek bij regionale proevenverzamelingen: Het ruimtelijk statistische model

E.O.F. Calle, Geotechniek nr. 3, Juli 2007, pagina 40

In de grondmechanische adviespraktijk wordt bij lijninfrastructuurprojecten vaak gebruik gemaakt van regionale proevenverzamelingen van grondeigenschappen. Voor de berekening van de statistische kentallen van zo’n proevenverzameling, worden in de huidige praktijk de klassieke formules uit de steekproeftheorie voor niet-gecorreleerde waarnemingen gebruikt. Aan de hand van een voorbeeld wordt aangetoond dat deze formules niet geschikt zijn. De berekende karakteristieke waarde is voor het beschouwde voorbeeld onveilig. Met een ruimtelijk spreidingsmodel is een betere aansluiting bij de waarnemingen te verkrijgen. Voor de meeste (boor)locaties levert de nieuwe methode een conservatieve schatting op; dit is inherent aan het werken met een regionale proevenverzameling. Afhankelijk van de potentiële besparing kan overwogen worden om de proevenverzameling uit te breiden met lokaal grondonderzoek. Artikel ontbreekt op Educom website

MicroTunnelling palen: een nieuw ervaringsoverschrijdend funderingssysteem onder het emplacement van Amsterdam CS

O.S. Langhorst, W. de Moor, Geotechniek nr. 3, Juli 2007, pagina 32

In het kader van de Noord/Zuidlijn wordt een nieuw metrostation onder Amsterdam CS aangelegd. De wand van de bouwkuip onder het NS-emplacement is uitgevoerd met behulp van stalen MicroTunnelling palen (MT palen). Deze zijn onderling verbonden met een slotconstructie en vormen een bouwkuipwand die een grondkerende, waterremmende en dragende functie heeft. Vanwege de beperkte werkruimte zijn de palen geheel opgebouwd uit segmenten van 1.8 meter hoog. Het MT-systeem is gebaseerd op de techniek van horizontaal gestuurd boren, die volledig is aangepast naar een verticale werkwijze. Tijdens de uitvoering van het eerste deel van de bouwkuip, de 100 m lange westwand, is het boor- en uitvoeringsproces geoptimaliseerd door aanpassingen aan het graafwiel, aan de opvulling van de oversnijding en aan de slotconstructie.

Bezwijksterkte van grond in stabiliteitsanalyses voor waterkeringen

T.A. van Duinen, E.O.F. Calle, Geotechniek nr. 3, Juli 2007, pagina 28

Bij analyses van de taludstabiliteit van waterkeringen wordt in de huidige adviespraktijk onvoldoende onderscheid gemaakt tussen echt bezwijken en eisen voor vervorming. Gedemonstreerd wordt dat de huidige werkwijze eigenlijk staat voor het met een kleine kans overschrijden van een niet nader gespecificeerde kleine vervorming. Met een nieuw gestart onderzoek wordt beoogd de werkelijke sterkte van waterkeringen zichtbaar te maken. Daarbij zal worden uitgegaan van de bezwijksterkte van grond. Deze kennisontwikkeling leidt tot de mogelijkheid om scherper te toetsen en daarmee dijkverbetering verantwoord uit te stellen. De gevolgde werkwijze van het onderzoek zal worden vastgelegd in een volgende versie van het Voorschrift Toetsen op Veiligheid.